Voormalige watermolen Belgeren

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

De voormalige watermolen van Belgeren

Al in de middeleeuwen stond er op de Astense Aa een watermolen op de plaats waar de oudste verbindingsweg tussen Asten en Vlierden de beek overstak, ter hoogte van de buurtschap Belgeren, die in de middeleeuwen overigens Beirgelen werd genoemd. De molen was een dubbele watermolen. Aan de Astense zijde was er, tot ongeveer 1600, een oliemolen en aan de Vlierdense kant een graanmolen voor het malen van rogge, boekweit en mout. In het begin van de 19de eeuw werd ook deze molen niet langer gebruikt en raakte in verval. Bij de reconstructie van de Astense Aa in 2013 zijn funderingspalen van de watermolen teruggevonden.

De molenkolk

Van nature voert de Astense Aa te weinig water om continu een waterrad te laten draaien. Door een molenstuw te plaatsen werd het water stroomopwaarts vastgehouden en werd een waterreservoir opgebouwd. Als er voldoende water opgespaard was kon de molen weer draaien. Op de plek waar het water van het molenrad terecht kwam, ontstond door het vallende water een diepe molenkolk. Het diepe, zuurstofrijke water in deze kolk zorgde voor een goede visplek. Tijdens archeologische graafwerkzaamheden is ter plaatse een palingfuik teruggevonden.

De heksenproef

De molenkolk of molenwiel van de watermolen van Belgeren speelde ook een belangrijke rol bij een heksenproces. De uit Asten afkomstige mannen Claes Beusen en Peter Ceelen, en vrouwen Goedele Diepenbeek-Zanders en Anna Ceelen werden in 1595 beschuldigd van hekserij. Het was in die tijd niet ongebruikelijk dat er zondebokken werden gezocht die persoonlijk verantwoordelijk werden gesteld voor zaken als veeziekten, aanhoudende droogte, misoogsten, een wolvenplaag maar soms ook bij de plotselinge dood van een dierbare. Het waren vooral armlastige en buiten de sociale norm verkerende vrouwen en mannen die beschuldigd werden van hekserij. De angst en verdachtmakingen kwamen vooral voort uit geruchten. Een manier om een heks te ontmaskeren was de waterproef. Men was ervan overtuigd dat heksen bleven drijven omdat hun lichaam het zuivere rivier- of beekwater, dat immers ook werd gebruikt voor het heilige doopsel, zou afstoten. In geval van hekserij werden de beschuldigden door de plaatselijke kasteelheer Bernard van Merode onderworpen aan de waterproef in de molenkolk van de Belgerense watermolen. Hierbij werden de duimen van de verdachte kruislings over elkaar aan de grote tenen gebonden waarna de beschuldigde persoon in kwestie voorover in het water werd gerold. Peter Ceelen ging hierbij onder en werd vrijgelaten, Claes Beusen en de twee vrouwen bleven echter drijven en werden gefolterd. Anna Ceelen stierf aan de gevolgen hiervan op het kasteel. Het overlijden werd door Bernard van Merode afgedaan met de mededeling dat de duivel haar nek had gebroken om te vermijden dat ze zou bekennen. Het wrede, eigenmachtige gedrag van de kasteelheer stuitte niet alleen op protest bij de plaatselijke bevolking, maar ook bij de pastoors van Mierlo en Asten. Die laatste stuurde daarom een protestbrief naar de bisschop in ’s-Hertogenbosch. Deze lichtte op zijn beurt de Bossche Schepenbank in. Uiteindelijk werd de Merode op het matje geroepen en werd de waterproef bij koninklijke ordonnantie verboden. De heksenjacht, waarvan dit overigens niet het enige voorbeeld is, is de inspiratiebron voor de oprichting van het Anna Ceelen Huis in het bezoekerscentrum voor Kasteel Asten. Er is ook een documentatiecentrum voor de studie van de hekserij.

Fragment reconstructietekening.png