Landgoed Stippelberg
Landgoed Stippelberg, Gemert-Bakel
Aardbevingen en veengroei

IJstijd in de Stippelberg
In de laatste IJstijd, zo'n dertigduizend jaar geleden reikte het landijs niet tot Brabant. Wel was het een uitzonderlijk koud en droog gebied, een poolwoestijn. De dorre grond verstoof door de gure wind en zo zijn grote zandruggen ontstaan, dekzandruggen genoemd die men nu nog in de Stippelberg kan terugvinden. Overigens is dat niet de enige verklaring voor de heuvels hier, in de volksmond werd ook wel over de Peelreuzen gesproken. Het bosgebied de Stippelberg kent ook de veldnamen het Beestenveld en Nederheide. Dit zijn gronden die afzonderlijk zijn aangekocht in de tijd van de grote heideontginningen aan het begin van de twintigste eeuw. Het Beestenveld was de eerste ontginning in de Peel die door de Nederlandse Heidemaatschappij werd uitgevoerd. Zij deden dat in opdracht van de eigenaar, de bankier Abraham Hendrik Ledeboer, die ook eigenaar was van het Landgoed De Sijp. In de uitgestrekte Stippelberg liet hij echter zijn zomerhuis bouwen, Villa Ledeboer.
Toen was de opvatting dat de Peel alleen bestemd kon zijn voor de bosbouw vanwege de zeer arme grond, waar het gebied volledig bestond uit onbegroeid zand. In de Middeleeuwen staken boeren turf op de natte gedeelten van de hei en lieten hun vee grazen op de drogere gedeeltes waardoor begroeiing ook weinig kans had. Deze duinen konden ook na de IJstijd behoorlijk stuiven.