Molen Nooit gedacht te Budel

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Molen Nooit gedacht te Budel

Rijksmonument. Toen het alleenrecht om op de oude molen te laten malen in de negentiende eeuw door een tijdelijke sluiting niet uitgeoefend kon worden, werd de molen Nooitgedacht gebouwd. In 1828 kocht molenaar P. Kneepkens uit Weert de oude standaardmolen van Budel van de gemeente. Deze molen was gelegen achter, waar nu de huizen Europalaan-Noord 46-48 staan, en is in 1921 afgebrand (zie 16.1.1.). Bij de koop in 1828 bedong P. Kneepkens het alleenrecht van malen m.a.w. hij kocht die standaardmolen onder voorwaarde, dat er geen tweede molen mocht bijkomen in Budel. Jaren ging dat goed, tot mulder Kneepkens in conflict kwam met de commiezen over het verkapt ontduiken van accijns op het gemaal. Deze gold niet voor voermeel, wel voor bakrogge. Om dat onderscheid aan te geven moest het voermeel met een schepje zand vermengd worden. Maar belastingontduiking was een klein kunstje. Men deed het zand - liefst een beetje vochtig - op een bolletje boven op het meel. Thuis werd het bolletje afgeschept en men had accijnsvrij bakmeel. De commiezen die lont hadden geroken, staken daar een stokje voor. Zij kwamen op de molen controleren en mengden het meel met het zand. Daar tegen verzette zich de mulder, die beweerde, dat mengen zijn werk was. Hij sloot de molen, die daarop door de commiezen werd verzegeld. Vanaf dat moment moest men om te laten malen naar de oude standaardmolen van Soerendonk gaan, helemaal gelegen in de Molenheide tussen Soerendonk en Maarheeze.

Voordien was in Budel de uit Bree afkomstige Johannes Gors komen wonen. Deze was kapitaalkrachtig en had bij het gemeentebestuur al eens gevraagd om een molen te mogen bouwen. Dit werd afgewezen vanwege het alleenrecht van malen van de oude standaardmolen. Dit werd hem door de burgemeester, Johannes Gayarts, medegedeeld. Hij zou nooit een molen mogen bouwen. Nu de oude standaardmolen echter gesloten was, verviel deze voorwaarde en Gors maakte hier handig gebruik van. Hij kreeg vergunning om een molen te bouwen en bouwde deze in 1846 in de Meemortel, langs de weg naar Weert. Uit deze tijd dateert de volgende overlevering: Toen Johannes Gors bij de bouw van de molen eens op de steiger stond kwam daar toevallig burgemeester Gayarts langs en ze raakten aan de praat. Het gesprek ging over en weer en o.a. over het feit dat de burgemeester gezegd had dat hij nooit een molen zou mogen bouwen. Nu was hij echter toch een molen aan het bouwen. Gors zei tegen de burgemeester: "dat had je nooit gedagt hè". Blijkbaar had deze zin hem aan het denken gezet. Want hij noemde zijn molen: "Nooit Gedagt".

De jaren na de Eerste Wereldoorlog was er maar een schamel loontje te verdienen met malen. Er waren 3 molens in Budel en bovendien waren er enkel kleine boeren, die nog niet genoeg graan voor zichzelf hadden en derhalve moesten bijkopen. Er werd o.a. graan geïmporteerd uit Rusland. Er werd hoofdzakelijk gemalen voor de boeren (veevoer) en voor de mensen zelf, bakrogge. Bakkers waren er nog praktisch geen; bijna alle mensen bakten zelf. In de jaren 20 van de 20e eeuw werd begonnen met de heideontginningen, waardoor er grotere boeren kwamen, die meer graan verbouwden. Het eerste jaar na zo'n ontginning werd er altijd zwarte haver gezaaid. Doordat er meer graan kwam, moest er ook meer gemalen worden en werd het voor de mulders iets beter. Dit duurde totdat in 1929 de crisisjaren aanbraken en er weer niets te verdienen viel.

Ondertussen was de molen erg vervallen en hard toe aan een grondige restauratie. De natuurelementen hadden de molen tot op het merg aangetast. Vanaf 1958 had ze niet meer gedraaid. Met behulp van Monumentenzorg werd de molen gerestaureerd. Nadat de molen in de loop van de jaren 60 en 70 minder in bedrijf te zien was, volgde in 1976 een grote opleving: de stenen romp werd enige meters verhoogd, de molenbelt afgegraven en vervangen door een stelling. De molen is geregeld op zaterdagen en soms ook op doordeweekse dagen in bedrijf. In de winter wordt hier nog boekweit gemalen; iets wat vroeger op veel Kempische molens gebeurde maar wat tegenwoordig een zeldzaamheid is.