Bolle Akkers, Bakel
Bolle akkers onder Bakel
Kenmerkend voor de voedselarme Brabantse zandgronden zijn de zogenaamde bolle akkers. Deze bestaan uit lagen, van soms wel 1,50m diep donkerbruine aarde, verrijkt via dierlijke mest vermengd met veen. Zo kon toch een goede oogst worden bereikt. Een gemengd boerenbedrijf was dan wel noodzakelijk. Een bolle akker is inderdaad ook bol van vorm en heeft vrijwel geen beplanting of watertjes.
Geschiedenis
In de prehistorie (deze eindigt in Nederland in het jaar 12 v. Christus) werd al begonnen met het verrijken van arme bodems. In de middeleeuwen werd dit vervolmaakt in het potstalsysteem zoals dat ook in Bakel plaatsvond. Een typische boer had een gemengde boerderij, dus hij had zowel dieren als dat hij groenten en andere gewassen teelde en hij had toegang tot veen. Nu was de toegang tot veen in de Peel geen probleem. De koeien of schapen van de boer graasden, zowel op de heide van het veen als op hooilanden langs beekjes (die hadden rijkere grond en dus beter gras) en de boer stak turf op het veen. Die turf vormde het strooisel van de stal. Gedurende zo'n zes maanden werd de stal niet uitgemest maar werd als het nodis was turf bijgestrooid. Het resulterende mengsel van mest en veen was een goede meststof en werd over de akker uitgespreid. Hoewel het per jaar om dunne laagjes gaat zijn deze in de loop van de tijd opgestapeld. In Gemert-Bakel zijn lagen van anderhalve meter donkerbruine aarde bovenop het zand aangetroffen. De dikte van de eerdlaag zoals de bruine aarde heet in de bolle akkers onder Bakel kan sterk verschillen. Het glooiende relief van een bolle akker loopt af naar wegen en kleine stroompjes waar wel, vooral bij oude wegen en stroompjes, de oorspronkelijke bodem terugvindt. Bolle akkers zijn een dure methode om gewassen te verbouwen en er is dan ook historisch gezien weinig beplanting op aangelegd. De bolle akkers onder Bakel zijn hier een fraai voorbeeld van.
Voor het vee was het potstalsysteem niet gezond. De dieren stonden op zeer vochtige ondergrond met veel ammoniakdampen en de stallen van die tijd, zoals we die nu nog steeds zien in boerderijen tot het begin van de twintigste eeuw hadden een zeer slechte ventilatie waardoor ook weinig zuurstof in de stal kon worden ververst. Het kwam wel voor dat de dieren doodmoe en zwetend 's ochtends de stal uitkwamen omdat ze gedurende de nacht gebrek aan zuurstof hadden gehad. In vroeger tijden weet men dit dan aan heksen. Die zouden dan 's nachts de dieren uit de stal hebben gestolen en het dier ongenadig hard laten rennen.