Landgoed Baest, Oirschot

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Landgoed Baest te Oirschot

Middeleeuwse oorsprong

Baest wordt al vermeld in 1225 als een bezit van de abdij Berne. Die tekst geeft geen verdere informatie over de aard van dat bezit. In 1267 was Baest een broekbos. Op onbekende wijze raakte de abdij dit bezit kwijt en in 1311 was het in handen van Willem van Gent, een Bosschenaar met veel bezit in de Meierij. Het niet nader omschreven goed bracht toen jaarlijks 12 pond op. Zes jaar later koopt de abdij Tongerlo Baest van Rutger de Oude en Hendrik van Gent en zijn vrouw. Het goed wordt dan omschreven als recent en eerder ontgonnen gronden, gebouwen, akkers, land, beemd, bos, broek, water en weiden. De abdij koopt dat jaar nog meer grond in deze omgeving, waaronder de Rakelhoeve. De abdij behield dit bezit tot 1590. In dat jaar gingen de drie hoeven ‘tot Baest’ over naar het bisdom Den Bosch. Dat verloor dit bezit vervolgens in 1629 aan de Raad van State. In ieder geval vanaf 1770 is het landgoed in particuliere handen. Van een middeleeuws kasteel is in de bronnen nergens sprake. Wel heeft de abdij Tongerlo er in de vijftiende eeuw kennelijk een stenen huis gebouwd.


De uitgroei tot landgoed

De heer De la Court, die van 1806 – 1820 landdrost van Brabant was, heeft in de eerste helft van de 19e eeuw het landgoed uit weten te breiden tot een bezit van meer dan 370 ha. Een deel van het landgoed bestond toen uit vruchtbare grond, waarop hij enkele boerderijen van het langgeveltype liet bouwen. Daarnaast hield hij zich ook bezig met de aanleg van bossen. Het is aan hem en zijn opvolgers te danken dat het landgoed als een van de meest eminente Brabantse monumenten van cultuur en landschap kan gelden. Ook werden onder het beheer van de families van Bommel en De la Court op het landgoed stenen gebakken, waarmee onder andere twee nieuwe boerderijen werden gebouwd en twee bestaande herbouwd. Tevens werd medegedeeld dat, hoewel hier in WOII zwaar gevochten is, het oude landgoed gespaard is gebleven en dat het landgoed bekend staat om het prachtige loofhout.

‘Het hoofdgebouw van de buitenplaats, Huis Baest, dat ongeveer centraal in de aanleg is gelegen, dateert in oorsprong uit de 16de eeuw; het fundament bevat echter nog gedeelten van een nog ouder stenen bouwwerk. In essentie is de verweving van het aangename met het nuttige vanouds een karakteristiek van de historische buitenplaats Baest. Bij de geleidelijke ontginning van de gronden rondom Baest vanaf de 16de eeuw of eerder tot in de 19de eeuw hebben naast exploitatieve overwegingen recreatieve belangen een niet onbelangrijke rol gespeeld. Rond 1800 werd de aanleg, die tot dusverre bestond uit door in formele stijl aangelegde ontginningslanen en wandeldreven omgeven en bereikbare landbouw- en bospercelen, verrijkt met uitgestrekte wandelingen in landschapsstijl, met name rondom de zich in de aanleg in drie richtingen vertakkende sterk meanderende beek, die een belangrijk 'leitmotiv' in de aanleg speelt. Als zodanig is de buitenplaats Baest een belangrijke uiting van de rond 1800 in Nederland (met name Gelderland) bestaande belangstelling voor de 'ornamental farm', waarbij landbouw en bospercelen, naast hun economische waarde, vanaf de wandelpaden en lanen de belangrijkste taferelen vormen . In deze zin hebben de tot het complex van de historische buitenplaats behorende gebouwde onderdelen naast een functionele waarde eveneens een sierwaarde. De overige gebouwde opstallen op de historische buitenplaats, die niet als complexonderdeel zijn aangegeven, zijn voor de bescherming van ondergeschikt belang. Op de bij de omschrijving behorende kaart is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de onderdelen aangegeven.’

Baest.jpg

Opbouw landgoed

Een goede indruk van het landgoed geeft een in 1818 gemaakte kaart van 'Huis te Baest met onderhorige hoeven, boschen en landeryen' (zie afbeelding hierboven). Het landgoed strekt zich daarop aan beide zijden van de Grote Beerze uit en omvat diverse complexen van landbouwgronden en bosgebieden. De bossen zijn ieder apart volgens een rechtlijnig patroon van lanen ingedeeld, maar vertonen, evenals de rechte ontsluitingslanen over het landgoed, niet de onderlinge samenhang die bijvoorbeeld in de Frans classicistische tuinstijl werd toegepast. Wel zijn enkele kenmerkende tuinelementen te onderscheiden, zoals een zogenaamde 'patte d'oie', een ganzenvoetstructuur, waarbij drie lanen in een punt bij elkaar komen. Een klein deel van het terrein vertoont in 1818 een patroon van slingerlanen, passend in de vroege landschapsstijl. Het landhuis zelf werd in 1854 ingrijpend verbouwd en vergroot en kreeg daarbij zijn huidige omvang en aanzien. Gedurende de tweede helft van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw werden nog meer omliggende heide gebieden tot ontginning gebracht. De kern van de aanleg veranderde echter niet wezenlijk, zodat er ook nu nog vele achttiende- en negentiende- eeuwse elementen in het terrein zijn terug te vinden.

Omstreeks 1800 werd het landgoed verrijkt met wandelpaden in de landschapsstijl. De oudere, formele aanleg, met lanen en zichtassen, waaronder een laan gericht op de toren van Oirschot, werd hierbij grotendeels gehandhaafd. Omstreeks 1970 werd rond het hoofdgebouw een nieuwe tuin aangelegd in formele stijl. Recentelijk zijn de formele lanen van de vroegere ganzenvoet bij Beukenhoef grotendeels hersteld. Op het landgoed staan verschillende monumentale gebouwen, waaronder het hoofdgebouw (1548, 1854, op middeleeuwse fundering), een tuinhuis (19e eeuw), een koetshuis annex dienstwoning (19e eeuw), een schuur (18e eeuw), een poorthuis (1938) en pachtboerderijen/pachterswoningen, geheten Beukehoef, Eikehoef, Lindehoef en Masthoef (18e eeuw, 19e eeuw). Op het landgoed bevindt zich ook een familiebegraafplaats. Verder op het landgoed een tweetal kapellen: de kapel van O.L. Vrouw van de Heilige Eik (1854, 1907, op 15e eeuwse fundering) en de kapel van de H. Theresia (1938). Aan de westzijde van het landgoed liggen nog goed herkenbare wildwallen. Door de aanleg van het Wilhelminakanaal (1910-1923) werd het landgoed gesplitst in een noordelijk en een zuidelijk deel. Bij de kanalisering van de Beerze is gekozen voor een omleiding rond de kern van het landgoed, zodat deze daardoor niet is aangetast. Via twee ophaalbruggen staan beide delen met elkaar in verbinding. Om de meanderende beken op het landgoed te sparen, werd tijdens de ruilverkavelingen, omstreeks 1970, een afwateringskanaal gegraven langs de oostzijde van het landgoed. In 1997 kreeg landgoed Baest de prijs voor 'het mooiste landgoed in Noord-Brabant'.


Een romantische beschrijving uit 1919 geeft een impressie van de omgeving van het landgoed: ‘te midden van het uitgestrekte prachtige woud, bekend onder den naam van het ‘la Courtebosch’. Statige, hemelhooge dennen, forsche, breed gekroonde eiken, zware groene en roode beuken, slank oprijzende popels en immer wuivende canada’s, zoet geurende linden en breed getakte olmen en planten wisselen hier elkander af. Overal onder het hoog geboomte een groote verscheidenheid van allerlei heesters die in een mengeling van geuren en kleuren U den rijkdom doen kennen van onze inlandsche Flora. Hier gaat ge door een laan van hoog opschietende lupinen, daar wordt uw oog geboeid door een bosschage van prachtig bloeiende rhododendrums en telkens leidt uw wandelpad langs de in honderde grillige bochten voortsnellende beek, wier oevers met duizende gele Irissen en andere bloemgewassen omzoomd zijn.’


Park Baest

Bos, park/tuin en lanen op landgoed Baest. De begroeiing bestaat o.a. uit zomereik, beuk, grove den, zwarte els, hazelaar, lariks, hulst, wilde lijsterbes en sporkehout. In de ondergroei o.a. bosanemoon, dubbelloof, adelaarsvaren en blauwe bosbes. De lanen bestaan met name uit eik en beuk. Het geheel dateert overwegend uit de periode 1850-1900, maar is deels ook ouder. Volgende bomen zijn bij de bomenstichting geregistreerd : - diverse soorten uit 1700-1750, waaronder een zomereik met stamomtrek van 525 cm, staat nabij Kroontje 2; - valse acacia uit 1930-1940, staat bij inrit landhuis. In de tuin voor het huis staat een zandstenen beeld van de godin Venus uit 1725, vervaardigd door J.B. Xavery.

Er zijn vanuit Baest twee zichtlijnen: een naar de Oirschotse kerktoren en een naar de kapel van de Heilige Eik.


Poorthuis te Baest

Witgekalkte rode bakstenen poorthuis in 1938 in Kempische stijl gebouwd, op rechthoekige grondslag onder met grijze pannen gedekt zadeldak met wolfseinden, gelegen aan de aan de Van de Mortellaan gelegen entree van de buitenplaats. Voor(oprit-)zijde centraal de toegangsdeur (vernieuwd, voor de bescherming van ondergeschikte betekenis) met ruitvormig bovenlicht, met aan weerszijden een 20-ruitsschuifvenster met luiken. Op de verdieping twee openslaande 9-ruitsvensters met luiken. Rechterzijde een schuifvenster als aan voorzijde. Linkerzijde een hoger gelegen meerruitsvenster met luiken met eronder een 4-ruits keldervenster. Waardering


Tuinmanswoning te Baest

Toponiem: 'Nol en Pietje'. Witgekalkte rode bakstenen 19de-eeuwse tuinmanswoning op rechthoekige grondslag onder met Oud-Hollandse pannen gedekt schilddak. De woning is even ten westen van het koetshuis annex dienstwoning aan de oprit gelegen. Centraal aan de voor(ZW-)zijde de toegangsdeur met 8-ruits bovenlicht. Aan weerszijden een meeruitsvenster met luiken. Aan de rechtergevel twee meerruitsvensters met luiken. Aan de linker zijde een enkel meerruitsvenster met luiken. Achterzijde centraal de achterdeur met aan weerszijden drie op onregelmatige plaats en hoogte gelegen vensters.