Overblijfselen kasteel de Donck: verschil tussen versies

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken
 
Regel 6: Regel 6:
  
 
Omstreeks 1595 was de Donk in het bezit van Johan Baptista du Bois, gouverneur van de stad Weert. Maria van Bevelle, weduwe van Johan Baptista du Bois verkocht in 1606 de Donk aan jonkvrouw Margriet van Oudtheusden die het in 1648 nog in het bezit had. Zij heeft het bij testament van 30 juni 1649 nagelaten aan jonker Nicolaas van Oudtheusden woonachtig te Giessen. De Donck was omwatert en werd verhuurd aan o.a. een boer die ook handelaar was in vlas en garen.
 
Omstreeks 1595 was de Donk in het bezit van Johan Baptista du Bois, gouverneur van de stad Weert. Maria van Bevelle, weduwe van Johan Baptista du Bois verkocht in 1606 de Donk aan jonkvrouw Margriet van Oudtheusden die het in 1648 nog in het bezit had. Zij heeft het bij testament van 30 juni 1649 nagelaten aan jonker Nicolaas van Oudtheusden woonachtig te Giessen. De Donck was omwatert en werd verhuurd aan o.a. een boer die ook handelaar was in vlas en garen.
 +
[[Bestand:kasteeldedonck.jpg|thumb|690px|Tekening van Kasteel de Donck uit 1789.]]
 +
  
 
In 1717 verkocht Johan van Oudtheusden de Donk aan Peter Guns uit Maarheeze. Hij ging met zijn vrouw Odilia van Werden op de Donk wonen. Hun dochter Joanna Maria Guns die gehuwd was met klokkengieter Joseph Petit woonde bij hen in. Joseph vestigde zijn klokkengieterij ook op de Donk. Na het overlijden van Peter Guns is de Donk in handen van gekomen van Joseph Petit. Bij de verdeling van de erfenis werd de Donk niet als kasteel omschreven maar als seekere huijsinge, neerhuijsinge. De Donck is bijna vijftig jaar bewoond door de klokkengietersfamilie Petit. In 1742 werd het pand na een brand hersteld. Alexius Petit, de zoon van Joseph, zette de klokkengieterij voort. In 1765 is octrooi gegeven voor het stichten van een koopbierbrouwerij. Daarvoor is een brouwerij met een pannendak en een gemetselde schoorsteen gebouwd. In 1777 is de klokkengieterij van Alexis Petit failliet gegaan. Zijn zoon Hendrik Petit zette later de klokkengieterij voort in Aarle. Door het faillissement is op 2 februari 1778 de Donk verkocht aan de broers Jan en Phillipus van Rooij. Johannes was hardhorig en leefde ongehuwd op de Donck als rentenier. Phillipus was wel gehuwd, landbouwer en van 1765 tot en met 1795 president-schepen in Someren. Phillipus overleed in 1797 en zijn weduwe bleef op de Donk wonen. In 1802 brande het huis af. Waarschijnlijk was dit het definitieve einde van de Donk.
 
In 1717 verkocht Johan van Oudtheusden de Donk aan Peter Guns uit Maarheeze. Hij ging met zijn vrouw Odilia van Werden op de Donk wonen. Hun dochter Joanna Maria Guns die gehuwd was met klokkengieter Joseph Petit woonde bij hen in. Joseph vestigde zijn klokkengieterij ook op de Donk. Na het overlijden van Peter Guns is de Donk in handen van gekomen van Joseph Petit. Bij de verdeling van de erfenis werd de Donk niet als kasteel omschreven maar als seekere huijsinge, neerhuijsinge. De Donck is bijna vijftig jaar bewoond door de klokkengietersfamilie Petit. In 1742 werd het pand na een brand hersteld. Alexius Petit, de zoon van Joseph, zette de klokkengieterij voort. In 1765 is octrooi gegeven voor het stichten van een koopbierbrouwerij. Daarvoor is een brouwerij met een pannendak en een gemetselde schoorsteen gebouwd. In 1777 is de klokkengieterij van Alexis Petit failliet gegaan. Zijn zoon Hendrik Petit zette later de klokkengieterij voort in Aarle. Door het faillissement is op 2 februari 1778 de Donk verkocht aan de broers Jan en Phillipus van Rooij. Johannes was hardhorig en leefde ongehuwd op de Donck als rentenier. Phillipus was wel gehuwd, landbouwer en van 1765 tot en met 1795 president-schepen in Someren. Phillipus overleed in 1797 en zijn weduwe bleef op de Donk wonen. In 1802 brande het huis af. Waarschijnlijk was dit het definitieve einde van de Donk.

Huidige versie van 14 feb 2018 om 23:08

Kasteel de Donck in Someren

Terrein waarin overblijfselen van het kasteel de Donck

Kasteel de Donck was in 1500 eigendom van Jan Janse van Kessel, die gehuwd was met Theodora Back. In 1506 kwam het na diens overlijden in handen van zijn zonen Dirk Janse van Kessel en priester Egidius van Kessel. Het deel van Dirk ging na diens overlijden naar zijn schoonzoon Marten Willem Bruijnen en het deel van priester Egidius ging na diens overlijden naar Berthout, zoon van zijn broer Willem van Kessel. Uiteindelijk heeft Hendrik, zoon van Marten Bruijnen alle delen in zijn bezit gekregen. Het Cijnsboek van de familie van Kessel behoorde tot het huis de Donck evenals het benoemingsrecht van een priester voor het altaar in het Kesselkoor in de kerk van Someren. Omstreeks 1570 verkocht Hendrik Marten Bruijnen de Donck aan Herman, zoon van Daniël van Gerwen.

Omstreeks 1595 was de Donk in het bezit van Johan Baptista du Bois, gouverneur van de stad Weert. Maria van Bevelle, weduwe van Johan Baptista du Bois verkocht in 1606 de Donk aan jonkvrouw Margriet van Oudtheusden die het in 1648 nog in het bezit had. Zij heeft het bij testament van 30 juni 1649 nagelaten aan jonker Nicolaas van Oudtheusden woonachtig te Giessen. De Donck was omwatert en werd verhuurd aan o.a. een boer die ook handelaar was in vlas en garen.

Tekening van Kasteel de Donck uit 1789.


In 1717 verkocht Johan van Oudtheusden de Donk aan Peter Guns uit Maarheeze. Hij ging met zijn vrouw Odilia van Werden op de Donk wonen. Hun dochter Joanna Maria Guns die gehuwd was met klokkengieter Joseph Petit woonde bij hen in. Joseph vestigde zijn klokkengieterij ook op de Donk. Na het overlijden van Peter Guns is de Donk in handen van gekomen van Joseph Petit. Bij de verdeling van de erfenis werd de Donk niet als kasteel omschreven maar als seekere huijsinge, neerhuijsinge. De Donck is bijna vijftig jaar bewoond door de klokkengietersfamilie Petit. In 1742 werd het pand na een brand hersteld. Alexius Petit, de zoon van Joseph, zette de klokkengieterij voort. In 1765 is octrooi gegeven voor het stichten van een koopbierbrouwerij. Daarvoor is een brouwerij met een pannendak en een gemetselde schoorsteen gebouwd. In 1777 is de klokkengieterij van Alexis Petit failliet gegaan. Zijn zoon Hendrik Petit zette later de klokkengieterij voort in Aarle. Door het faillissement is op 2 februari 1778 de Donk verkocht aan de broers Jan en Phillipus van Rooij. Johannes was hardhorig en leefde ongehuwd op de Donck als rentenier. Phillipus was wel gehuwd, landbouwer en van 1765 tot en met 1795 president-schepen in Someren. Phillipus overleed in 1797 en zijn weduwe bleef op de Donk wonen. In 1802 brande het huis af. Waarschijnlijk was dit het definitieve einde van de Donk.


info: hkk de Vonder