Oirschot Windmolen onder Straten

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Windmolen onder Straten

Middeleeuwse oorsprong

De molen aan de Moleneindse Akkers ten zuiden van Straten bestond kennelijk al in 1355, al was het toen nog maar sinds kort. Het zal de tweede windkorenmolen van Oirschot geweest zijn. In een Oirschots schepenprotocol van 1626 wordt melding gemaakt van een windmolen onder Straten. De akte vermeldt het jaar 'dusent dryehondert vijfftich ende vyer'. Vanwege de zogenaamde Paasstijl die toen werd gehanteerd is dit in onze telling 1355. Afgaande op de tekst, concludeert de Oirschotse historicus J. Lijten, dat de molen er al stond op het ogenblik, dat het octrooi verleend werd. In een ander Oirschots schepenprotocol bevestigt Hertog Jan III van Brabant het octrooi, dat door zijn rentmeester Alard van Os verleend is aan Jan de Molder om een windmolen te bouwen in Oirschot onder Straten, die tegen een jaar cijns aan de hertog het recht van wind zal hebben.


Verplaatsing

Lijten verhaalt over een vroege verplaatsing van de molen. Uit de bronnen blijkt dat na 150 jaar bepaalde bomen die in de buurt van de molen staan zo groot zijn geworden dat ze de wind voor de molen weg vangen. Dit was zelfs zo erg, dat de toenmalige eigenaar, de Bossche poorter Jan Pijnappel, besloot de molen naar een gunstiger punt over te plaatsen. De traditie van deze overplaatsing van rond het jaar 1400 bleef bijna 500 jaar lang in Oirschot mondeling bewaard, zoals ook de oorspronkelijke plaats van de molen, daarbij geholpen door de steeds in zwang gebleven naam 'Moleneind'. De molen verhuisde in 1854 of 1858 nog een keer, vanaf zijn plek net over het later aangelegde Wilhelminakanaal, even ten zuidoosten van de zwaaikom, die oostelijk van de Mie-Koeksebrug ligt naar de Bestseweg.


Einde van de molen

De molen had volgens Lijten oorspronkelijk eenzelfde constructie als die van Moergestel, met moerstijlen door de steenbalk en kruisen in de wegen i.p.v. evenwijdige schoren. Op een onbekend tijdstip, maar wellicht bij de verplaatsing rond 1920, werd een deel van de constructie vervangen, waarbij in de achteraanweeg de 'modernere' constructie met spoorstijlen naast de steenbalk en evenwijdige weegbanden werd toegepast. De verplaatste molen was dus waarschijnlijk nog gedeeltelijk zeventiende-eeuws. In 1934 werd hij als eerste standerdmolen in Nederland voorzien van Dekkerwieken. De molen had een houten as met ijzeren kop, vermoedelijk van het fabricaat Smulders. In 1947 verkocht molenaar Peeters de stenen van de achtermolen, die door Jaspers uit Aarle-Rixtel geleverd waren. In 1954gingen de Potroeden naar Bosschenhoofd (waarschijnlijk geen andere onderdelen). Op de standplaats van de voormalige molen staat nu een graanmaalderijcomplex.