Molen te Bakel

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Molen Sint Willibrordus, te Bakel

Bakel. Sint Willibrordus molen.

Op een verhoging ten westen van de dorpskom staat de molen Sint Willibrordus, vernoemd naar zowel de Bakelse parochie als het Bakelse schuttersgilde. Deze windmolen is gebouwd in 1586 door de familie Wijffliet ter vervanging van de molen die datzelfde jaar was afgebrand. Het type is een gesloten standerdkorenmolen. Standerdmolens zijn het oudste type windmolens en kwamen in de 12e eeuw voor het eerst voor in West-Europa. De standerdwindmolen verving in grote getale de watermolens die voor de 12e eeuw het alleenrecht hadden. Windmolens leverden vaak meer maalkracht/vermogen dan watermolens. Dit is vooral zo in het Peelland waar grote rivieren of hoogteverschillen schaars zijn. De Middeleeuwse watermolen in Gemert was bij het rivertje De Rips op de Peelrandbreuk gezet om toch nog wat vermogen te krijgen van het hoogteverschil en was daarmee feitelijk de enige plek in de gemeente waar een watermolen kon worden geplaatst. Windmolens maakten dan ook al snel de dienst uit, in de Peel zowel als in Nederland.

Een mulder(molenaar) werd vaak in natura betaald. In de Peel werd vooral rogge en boekweit gemalen (naast olie uit lijn- en koolzaad) en van elk vat meel mocht de mulder eenvierentwintigste deel houden. Althans, dat was het voorgeschreven maalloon in de Meijerij. De mulder wilde daar nog wel eens mee sjoemelen. Zo richtten de regenten van Bakel zich in 1767 tot de Raad van Staten in het verre Den Haag omdat hun mulder een soort platte schep gebruikte om zijn deel af te meten. Die schep bevatte mogelijkerwijs meer graan dan hem toekwam. Een ander soort schep werd voorgesteld. De mensen konden namelijk niet zomaar naar een andere molen gaan, het dwangrecht gold. De heer van de heerlijkheid Bakel mocht eisen dat het graan op zijn molen werdt gemalen. In de Franse tijd, rond 1800, werd het dwangrecht afgeschaft. Dat het niet alleen maar werken met de molen was kun je lezen in het archief. Zo moest de mulder jaarlijks een mud (oude inhoudsmaat) rogge betalen aan het armbestuur.

Het is geen toeval dat deze molen naar het gilde is genoemd. De banden tussen molens en gilden zijn van oudsher sterk, toen trokken de gilden elk jaar tijdens de kermis naar de molen om daar het gaaischieten (vogelschieten) te beoefenen. Het Bakelse gilde had dit recht tot 1953. Daarna is het naar de sportvelden verplaatst vanwege het gevaar van kogels en pijlen voor omwonenden. Het gilde heeft nog twee wapenschildjes waar de molen op is afgebeeld. Veel gildes hadden die, maar er zijn er nog maar weinig van over.

Een gesloten standerdmolen heeft een ondertoren die helemaal dicht is. De molen beschikte vroeger over twee koppel molenstenen maar in de zestiger jaren is de voormolen er uit gehaald. Het gevlucht (wiekenkruis) is 26,60 meter hoog. Onder de luikap is op een zwart veld een vergulde wijzerplaat geschilderd met de wijzers op half 11, het tijdstip waarop in de goede oude tijd - minder jachtig dan onze dagen - het werk voor een glaasje gedistilleerd onderbroken placht te worden. In 1893 is deze molen verplaatst naar de huidige plaats. Daarvoor stond de molen zo'n 50 meter ten oosten ervan. Daar is nu in het veld nog de noordelijke poer van te zien.

Met het huidige koppel stenen wordt bij voldoende wind nog gemalen. De molen is open wanneer er de blauwe wimpel of een vlag buiten hangt, maar ook als dat niet zo is en de molen draait bent u welkom.

Bronnen:

W. van Heugten, W. van Heugten, Molens in Peelland, 1982, Peellandse Molenstichting, Vlierden