Klooster Agnetendal, Dommelstraat 41 Dommelen

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Klooster Agnetendal, Dommelstraat 41 Dommelen

Agnetendal was een vrouwenklooster te Dommelen, dat bestaan heeft van 1442 tot 1716. Het werd gesticht vanuit het in 1430 ontstane klooster te Achel, dat Catharinadal heette. De katholieken kerkten na 1648 in de kloosterkapel van Agnetendal tot 1716, toen de zusters hun klooster moesten verlaten. Daarna konden de katholieken de kloosterkerk als schuurkerk blijven gebruiken, onder voorwaarde dat het torentje verwijderd werd. In 1798 kregen de katholieken hun kerk weer terug, maar het duurde tot 1821 voor de kerk opnieuw in gebruik genomen kon worden. De oude Agnetendalkapel werd toen gesloopt. Nu resteert Huize Agnetendal als Rijksmonument op de Dommelstraat 41, de voormalige pastorie uit 1815, die gebouwd werd op het terrein van het voormalige klooster St. Agnetendal. Mogelijk wordt de kern van het gebouw nog gevormd door oudere resten van vroegere bebouwing.

Huize Agnetendal, voormalige pastorie op het terrein van het voormalige klooster St.-Agnetendal. Witgepleisterd pand met verdieping onder met leien gedekt zadeldak met hoekschoorstenen. In de symmetrisch ingedeelde voorgevel in het midden een getoogde dubbele deur met smeedijzeren deurijzers, een negental getoogde T-vensters met glas-in-lood in de bovenlichten en boven de deur een 17e eeuwse, gebeeldhouwde cartouche; de voorgevel is afgesloten met een houten, geprofileerde kroonlijst en heeft boven het midden een halfrond afgesloten dakkapel, die bekroond wordt door een klein segmentvormig fronton. Op het dak een ijzeren klokkestoel met luidklokje. Voor de deur een stoep met gebeeldhouwde leeuwen. De huidige vormgeving van het pand dateert uit het derde kwart van de 19e eeuw. Het bouwblok staat echter aangegeven op de 19e eeuw. Het bouwblok staat echter aangegeven op de topografische kaart van 1837, zodat de kern van het pand mogelijk uit het begin van de 17e eeuw dateert. Tegen het huis aangebouwd een 19e eeuws, witgepleisterd koetshuis onder met leien gedekt zadeldak met schild. Op het terrein een bijbehorende inrijhek met door bollen bekroonde pijlers en een restant van een laat-middeleeuwse muur met beren, die afkomstig zou zijn van het klooster. Rijksmonument. Nr: 36870

Agnetendal 1830.jpg

Afbeelding: Agnetendal op de kadasterkaart van 1832.

Het Historisch Genootschap Valkenswaard verstrekt de volgende informatie - onder auspiciën van M. van Moolenbroek-Vogels - over dit klooster: Op 2 maart1452 werd de stichting van een zusterklooster officieel goedgekeurd door Jan van Heinsberg, bisschop van Luik en een jaar later in 1453 op 3 maart stemde de Johannes Groy de pastoor uit Bergeijk, onder wiens zeggenschap de parochie van Dommelen viel, ook toe.

Het initiatief werd echter al eerder in 1450 genomen door Pastoor Dirk Bruyninckx uit Achel. Die had daar al in1432 een klooster gesticht van de Derde Orde van Sint Franciscus. Het Achelse klooster, genoemd naar de heilige Catharina, had zoveel succes dat het aantal aanmeldingen te groot was voor het klooster in Achel. Daarom zocht Pastoor Bruininckx in de nabije omgeving naar medewerking en grond zodat de stichting van een tweede klooster van deze orde mogelijk werd. Die medewerking kreeg hij o.a. van pastoor Johannes de Croy, de pastoor uit Bergeijk. Door bemiddeling en als gift van de adellijke heer Willem de Bruheze werd op 12 juni 1452 een ‘giftbrief’ opgesteld waarin precies de totale schenking werd vastgelegd t.w.: een huis met een stukje grond ‘het Laer’, later ook ‘het Hof’ genoemd, gelegen in de omgeving van het huidige Agnetendal. Daarbij hoorde ook nog een schaapsstal en een beemd bij de Dommel.

Het nieuwe klooster kreeg de naam Agnetendal ter ere van de heilige Agnes, de heilige met het schaapje. De keuze van deze naam zou verwijzen naar het Kempische heidelandschap en de schapen die er liepen. Hoeveel zusters zich hadden aangemeld is niet bekend maar het aantal zal zeker niet tegengevallen zijn aangezien de bisschop van Luik al in 1475, een kleine 25 jaar later, al zijn toestemming gaf aan een 12-tal zusters om alweer een nieuw Derde Orde klooster te stichten. Dit klooster werd opgedragen aan Sint Barbara en gevestigd in Eikendonk in de omgeving van Den Dungen even ten zuiden van Den Bosch. Uit dit toestemmingsbericht blijkt dat het ging om ‘6 inclusae’ ofwel 6 slotzusters en ‘6 minime inclusae’ ofwel 6 lekenzusters.

Waarschijnlijk waren er in 1526 circa 50 zusters in het Agnetendal te Dommelen. Aantekeningen die het klooster beschrijven vermelden:’ dat er in 1526 in totaal 72 personen in klooster Agnetgendal wonen. Naast 66 zusters woonde er ook een pater, vier wereldlijke knapen of werkbroeders en eene wereldlijke dienstmaagd’. Het Dommelse klooster kende ‘slotzusters’ die streng een beschouwelijk leven leidden en ‘lekenzusters’ die wel de kloostergelofte aflegden maar niet aan ‘het slot’ gebonden worden. Vanaf 1495 was steeds een pater uit het Minderbroederklooster van Weert rector van het Dommelse Agnetenklooster.

Vermoedelijk waren de zusters gekleed in een grijs habijt met daarover een zwarte of witte kortere jurk, op het hoofd droegen ze waarschijnlijk een eenvoudige sluier. Kortom de voorgeschreven kledij van de Derde Orde of, zoals gewoonlijk in de volksmond genoemd: ‘de Grauwzusters’. Tussen de perioden van verplichtte meditatie en gebed bleef voldoende tijd om ‘kathechismus-onderwijs’ te geven aan de Dommelse en Valkenswaardse kinderen. Vaak waren dat pensionaires die uit de verre omtrek hier een opleiding kregen. Daarnaast waren de zusters actief op gebied van armen en noodlijdenden, ze maakten kleding voor zichzelf en voor anderen, ze borduurden kerkornamenten en zorgden voor de eigen boerderij zodat ze in hun eigen voedsel konden voorzien. Het aantal gebouwen nam toe en ze beschikten na verloop van tijd over 20 ha grond, de zogenaamde ‘kloosterakkers.’

De toename van hun bezit kwam voort uit de ‘bruidschat’ die nieuwe kloosterlingen meenamen bij hun intreden en schenkingen van begunstigers. Opbrengsten in natura werden voor eigen consumptie gebruikt, geld werd gebruikt voor noodzakelijke betalingen of werden uitgezet door o.a. leningen te verstrekken aan de Staten van Brabant. Grosso modo kan men zeggen dat het Dommelse Derde Ordeklooster floreerde tot de tweede helft van de 16de eeuw.

Het Nederlandse verzet tegen de Spaanse overheersing in de tweede helft van de zestiende eeuw, was ontstaan uit onvrijheid op religieus gebied en de vordering van zeer hoge belastingen. Een Kempisch dorp als Dommelen kreeg daardoor te maken met nog meer verarming van de bevolking die steeds vaker werd een beroep gedaan op hulp kloosters als het Agnetendal. Wekelijks werd extra brood gebakken om uit te delen aan de armsten. De financiële reserves van het klooster waren snel opgebruikt en het klooster schreef aan de Staten van Brabant een verzoekschrift waarin verzocht werd om ten minste 2 jaren ‘in te lopen’ op de achterstand van 14 jaren verschuldigde rentebetaling.

Tijdens de 80-jarige oorlog werd de belastingdruk, nodig om de kosten van en het onderhoud van ruiters en krijgsknechten te bekostigen, alleen maar groter voor het klooster en de burgerbevolking. Daarnaast waren plunderingen en vernielingen van de oogst aan de orde van de dag. In 1578 werd de toestand zo hopeloos dat de zusters het klooster verpandden waarna ze zich terugtrokken op een perceel eigen grond te midden van enkele sympathisanten. Toen door de Spanjaarden rust in het zuiden weer tot stand gebracht was, kwamen de zusters terug naar Dommelen. De herstelwerkzaamheden aan de gehavende gebouwen konden alleen bekostigd worden door de verkoop van 3 à 4 bunder land. Bij de intrede in 1600 van Maria Bogaerts, die een bruidschat van circa 3 bunder meebracht, werd het eerdere verlies van gronden weer enigszins ongedaan gemaakt.

Als in 1648 door de Vrede van Munster dit gebied officieel bij de Republiek der Verenigde Nederlanden gaat horen werden ook hier de plakkaten uit 1629, die de godsdienstvrijheid van de katholieken ernstig inperkten, verscherpt gehandhaafd. De Dommelse parochiekerk op de Kerkakkers werd gesloten en de parochianen werden verwezen naar de kloosterkerk van het Agnetendal. Vermoedelijk heeft de Dommelnaar Johannes van Bree kans gezien om als pastoor in burger de zielzorg van de Dommelnaren te blijven behartigen in de periode van 1641 tot 1646. Dat was mogelijk mits voor die gunst betaald werd en na het verwijderen van de kerktoren. Als speciale gunst mochten de kloosters langzaam ‘uitsterven’ en werden de zusters niet gedwongen tot onmiddellijk vertrek. Nieuwe zusters mochten echter niet meer worden opgenomen. Omdat deze verordeningen, naar het zich liet aanzien, nog lang gehandhaafd zouden worden, kozen de zusters er voor om in een gebied buiten de grenzen van de Republiek een ‘refugiehuis’ te stichten. In 1662 boden de zusters uit het Agnetendal een verzoekschrift om zich te Weert te mogen vestigen aan prinses Magdalena van Egmond o.a. Vrouwe van Weert, aan het Stadsbestuur van Weert en aan de bisschop van Roermond. Alle drie gaven ze hun toestemming zodat op 23 oktober 1662, in een particulier huis in de Beekstraat te Weert, met het nieuwe klooster gestart kon worden. Oorspronkelijk hadden de kloosters van Dommelen en van Weert hetzelfde bestuur. Jammer genoeg, een verschil van mening tussen beide kloosters o.a. over de toelating van nieuw aangemelde kandidaat religieuzen gaf voldoende aanleiding beide kloosters strikt te scheiden. Wel werd overeengekomen dat in geval van nood beide kloostergenootschappen elkaar zouden bijstaan en helpen waar mogelijk. Na de moeilijke periode rond 1648 werden nog wel nieuwe aanmeldingen geregistreerd maar het aantal kloosterlingen liep aanzienlijk terug.

Huize agnetendal.jpg

Afbeelding: Huize Agnetendal met de kloostermuur op de voorgrond en tuin rondom (maart 2011)

Het oude voorschrift waarin bepaald werd dat een klooster diende te sluiten als de laatste kloosterlinge overleden was, werd nog steeds toegepast en in 1705 werd dan ook een deurwaardersbevel tot sluiting uitgevaardigd. Het klooster met 20 bunder grond, 15 melkkoeien, schapen en ander vee werd na publieke verkoop eigendom van Jacques Meyers, koopman uit Rotterdam. De zusters kochten echter hun bezit terug en bleven ‘als particulieren’ wonen. Vermoedelijk was dit alleen maar mogelijk door het inzetten van steekpenningen.

Het blijven dragen van het habijt, het geven van godsdienstonderricht, het in standhouden meisjesinternaat en het gebruik van de kloosterkerk als parochiekerk door de gelovigen uit het dorp werd echter niet langer toegestaan. Omdat de zusters deze beperkingen negeerden, werd op 1 november 1716 voor de tweede keer het bevel tot sluiting en het vertrek van de zusters gevorderd Een nieuw verzoek tot uitstel, dit keer vanwege de graanoogst leverde de zusters, waarvan sommigen al 50 jaar kloosterling in het Agnetenklooster waren, slechts een korte periode van uitstel op. De Dommelse kloostergemeenschap kon, door een schenking van een adellijke dame uit Arendonk, op 28 oktober 1717, een jaar na het pijnlijke vertrek uit Dommelen, daar een nieuw begin maken. Later zouden ze ook hier, in de Franse tijd opnieuw met grote moeilijkheden te kampen krijgen.

De oude kloostermuur is het laatste restant van het oorspronkelijke ‘Franciscanessenklooster Agnetendal’ uit 1452. Eind jaren 80 uit de vorige eeuw werd de muur zogenaamd gerestaureerd. Daarvoor werden jammer genoeg, zonder veel bedenkingen ook nieuwe materialen gebruikt. Erger nog, vanwege meer moderne opvattingen werd zelfs de hoogte van de erfafscheiding aangepast en verdween aan de zijde van de Tienendreef het oude toegangspoortje.