Kamp 424 NAD - Valkenswaard

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Kamp 424 NAD - Valkenswaard

Arbeidskamp 424 NAD in Valkenswaard lag, komend vanuit Valkenswaard aan de rechtse kant van de Leenderweg, tegenover het veld van v.v. De Valk. Het lag niet direct aan de weg maar aan ‘de Haak’ (een zijstraat van de Leenderweg, op het huidige industrieterrein). Vroeger stond naast de speelvelden van voetbalvereniging De Valk aan de Leenderweg, de boerderij van de familie Vos. Tegenover die boerderij van Vos stond nog een boerderij. Links daarvan liep een pad, de Haak. Aan dat pad lag de toegang tot het kamp. Het pad liep vandaar richting Valkenswaard tot daar waar nu nog één huis van een blok van twee staat, zo ongeveer tegenover de ingang van de Vlasgaard. Die twee woningen, merkwaardig gesplitst, hoorden ook bij het kamp.


NEDERLANDSE ARBEIDSDIENST

Op 27 juni 1940 heeft Seyss-Inquart namens Nederland de Opbouwdienst opgericht. Dit was een overgangsorganisatie ter ontmanteling van het Nederlandse leger in bezettings- en crisistijd. Zij moest verdere stijging van het werkloosheidspercentage ten gevolge van ontslagen binnen defensie voorkomen. Dit beleid is een voortzetting van het eerdere arbeidsverschaffingsbeleid. De Opbouwdienst was politiek neutraal. Het was verboden om tijdens de diensttijd lid te zijn van een politieke partij. In dezelfde periode tellen belangen van de bezetter. Deze wil de opzet van een arbeidsbemiddelingsbureau voor diensten in Duitsland. Als motief voor het oprichten van de NAD (Nederlandse Arbeidsdienst) wordt de noodzaak van het herstel van de oorlogsschade in Nederland door de bezetter gebruikt. Een verhaal dat niet door de (illegale) Nederlandse pers wordt geloofd. Als NAD vloeien 15 oktober 1940 beide initiatieven in elkaar. Het motto van de NAD was: "Ick Dien". Toetreden tot de Nederlandse Arbeidsdienst was in aanvang op vrijwillige basis. Een toegetredene werd arbeidsman genoemd. Het was een aantrekkelijke regeling ter voorkoming van werkloosheid voor de 55.000 Nederlandse militairen. Deze werden opgeleid tot kader. Verder stonden de vrijwilligers niet in de rij. Per circulaire waren de Nederlandse militairen in december 1940 opgeroepen om zich bij één van de 1024 aanmeldbureaus van de NAD als vrijwilliger te melden. Weinigen hebben van deze oproep gebruik gemaakt. Er reageerden meer vrouwen dan mannen. Op 1 januari 1942 wordt voor iedere Nederlander die in dat jaar 18 jaren wordt en op het einde van dat jaar nog geen 23 is de ongewapende dienstplicht ingevoerd. Dit zowel voor mannen als voor vrouwen. In 1943 wordt wat de mannen betreft ook daadwerkelijk de hele lichting van dat jaar opgeroepen. Vrouwen werden in de buurt van hun woonplaats aan het werk gezet. Gingen bijvoorbeeld aardappels schillen voor de kazerne. Voor mannen werden ver van hun woonplaats kampen gebouwd. Zij werkten bij het aanleggen van wegen en kanalen en in de landbouw. De dienstplicht duurde een half jaar. Ook leerden de mannen exerceren met een schop aan de schouder. De training in de Nederlandse Arbeidsdienst was er op gericht om de mannen op te leiden voor het graven van tankvallen en loopgraven aan het oostfront. Aan het einde van de dienstplicht werd de mannen een contract voorgehouden voor deze werkzaamheden. Bijna iedereen weigerde om te tekenen. Na enige rake klappen te hebben geïncasseerd kon de weigeraar huiswaarts gaan. De kampen werden aangestuurd vanuit Amersfoort. General Arbeitsführer Bethmann van de Reichsarbeitsdienst zal gedurende de hele oorlog hoofd van de NAD kampen zijn. De Nederlandse majoor Breunese wordt in het begin waarnemend commandant. Op 1 augustus 1941 nam hij zijn ontslag. Hij verzette zich tegen de invoering van de Hitlergroet in de NAD kampen. Zijn opvolger was luitenant-kolonel L.A.C. de Bock. De kampen liepen op 5 september 1944 (Dolle dinsdag) leeg. Aan het einde van die dag waren nagenoeg alle arbeidsmannen verdwenen. Van het kader was nog 25% aanwezig. Op 6 september werd De Bock door Bethmann afgezet en vervolgens werd het restant van de dienst bij allerlei werk voor de Wehrmacht ingeschakeld. Op 10 september 1944 werd de NAD opgeheven.


Werkkamp

Kamp 424 NAD bestond uit een verzameling barakken, gelegen rond een open terrein. In het midden, de appelplaats met vlaggenmast. De arbeidsmannen waren in ploegen ingedeeld. Aan het hoofd van elke ploeg stond een kaderlid. In elke barak huisden 3 ploegen in aparte kamers. Er werd in houten kribben, tweehoog en op strozakken geslapen. Om 06.00 uur was de reveille en om 22.00 uur was het avondappel. Er waren aparte kadergebouwen, een eetzaal/keukenbarak, een was-/douchebarak en een apart toiletgebouw. Het wachtgebouw had ook de cellen met getraliede ramen. De leiding van het kamp berustte bij 3 officieren. De commandant, ‘de hopman’, had 3 sterren op zijn uniform. Zijn assistenten waren ‘onderhopmannen’ en zij hadden 2 sterren op hun uniform. En een ‘aspirant hopman’, hij had 1 ster. Het overige kader bestand uit 1 hoofdopzichter (1 knoop) opzichters en onderopzichters. Zij hadden goudkleurige strepen op hun revers. De korporaalsfuncties werden ingevuld door werkmeesters en voorlieden. Zij hadden rode strepen op hun revers. Het kader was beroeps/vrijwillig en enkele NSB’ers, de overigen waren meelopers. De arbeidsmannen waren, op een enkeling na, Nederlandse dienstplichtigen van ongeveer 18 jaar oud.De populatie bestond alleen uit lieden van andere provincies. In Valkenswaard waren geen Brabanders. Een arbeidsman stond op wacht met een schop op de schouder. Die schop werd gekoesterd als een troeteldier en glom van het veelvuldig poetsen. Het onderhoud van die schop was te vergelijken met de zorg die soldaten voor hun geweer hebben. Er werd dan ook niet mee gespit maar ze werd uitsluitend gebruikt bij exercities en om ermee op wacht te staan. De exercities waren in het Nederlands, toch was zo’n Nederlands Arbeidskamp een exacte kopie van de Duitse Arbeitslagers.

Na de ochtendgymnastiek zag een kaderlid er op toe dat het koude water door iedereen in royale mate werd gebruikt. Eens in de week was er gelegenheid om te douchen, met warm of koud water. Er werden regelmatig ‘zindelijkheidsinspecties’ gehouden. Vooral als men mocht gaan ‘passagieren’ werd er zorgvuldig gekeken. Eens per week werd het wasgoed omgeruild tegen schoon goed. Hoewel de onderlinge verhouding best goed was vanwege de lotsverbondenheid, gaf het omruilen van het wasgoed nog al eens strubbelingen. Vooral de overhemden, aanwezig in de twee bekende legermaten, te groot of te klein, gaven aanleiding tot problemen. Het duurde altijd even voor iedereen weer een enigszins passend hemd had gevonden. De maaltijden werden gezamenlijk gebruikt. Het kader kreeg hetzelfde rantsoen als de arbeidsmannen. Het eten was goed maar voor jonge nog opgroeiende mannen, die stevig moesten werken, aan de sobere kant. Men was vrij van dienst op zondagnamiddag, op woensdagavond en op zaterdagavond telkens na de maaltijd. De zondagmorgen was gereserveerd voor de kerkgang. Bijna iedereen nam hieraan deel. De eerste zondag was de animo hiervoor aanmerkelijk minder groot. Vooral omdat de gelovigen in formatie naar de kerk in Valkenswaard werden afgemarcheerd door de kaderleden. Het feit dat degenen die niet naar de H. Mis gingen, verplicht mee moesten doen aan een mars van enkele uren over de hei, werkte uiterst stimulerend. De volgende zondag was het aantal gelovigen enorm toegenomen.

De doordeweekse ochtenden werden besteed aan werken in de grond. Kamp 424 uit Valkenswaard had twee werkobjecten. Het ene betrof het aanleggen van de visvijvers. Het tweede lag in de buurt van Leenderstrijp en behelsde het ontginnen van een lap heidegrond. In die periode werd ernaar gestreefd zoveel mogelijk ‘woeste gronden’ te bewerken tot ‘cultuurgrond’. Er werd pittig gewerkt op beide werkplekken, lijntrekken was er niet bij. Tot aan de middagmaaltijd bleef men aan de slag. Na de middagmaaltijd was er 1 uur verplichte bedrust, daarna was er een programma van exercitie, sport, theorie en het poetsen van uniform en van ‘de schop’. Het werkgereedschap (de schop die werd gebruikt om mee te spitten) werd ‘normaal’ schoongemaakt zodat er de volgende keer weer gewoon mee gewerkt kon worden. Opzij van het kamp was, in de buurt van de kaderbarakken, een vennetje waaromheen een soort recreatieparkje was ingericht. Daar mochten de arbeidsmannen in hun vrije tijd vertoeven. Bij mooi weer werd daar ook door een onderhopman samen met enkele opzichters, die bij toerbeurt wisselden, ‘zangles’ gegeven. Dat was nodig want tijdens het marcheren naar de kerk en/of naar het arbeidsproject werd luidkeels gezongen. Men zong Duitse soldatenliederen, voorzien van een kreupele Nederlandse tekst. Een van de onderhopmannen was een fervent nationaalsocialist, maar geen ongeschikte vent. Hij had veel moeite met de in 1943 te ondertekenen verklaring, dat de kaderleden, als zij blootshoofds buiten verbleven, de Hitlergroet moesten brengen, Diegenen die weigerden te tekenen werden ontslagen. Zij stonden bekend onder de geuzennaam ‘het Oranjekader’. Vanuit Valkenswaard vertrokken toen 2 man uit het kader, een voorman en een opzichter. De rest tekende uiteindelijk toch en bleef aan.