Hapert, Romeinse nederzetting Casterse Dijk

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Hapert, Romeinse nederzetting Casterse Dijk

Terrein met sporen van bewoning uit de Romeinse tijd, onder meer steenbouw. Mogelijk 3e-4e eeuw (afgaande op muntvondsten). In september 1939 werden bij het rooien van het dennenbos op 'de krommen hoek' 2598 bronzen munten uit de 3e en 4e eeuw na Chr. gevonden. Naar aanleiding van deze vondst is het terrein in 1950 verkend door Knippenberg, die er veel steenpuin en stukken Romeinse dakpan aantrof. Na het ploegen in 1963 heeft Beex ter plaatse opnieuw veel Romeins bouwmateriaal en scherven gevonden. Het resterende deel beslaat de vrij hooggelegen, oostelijke zone van een groot perceel dat aan de westzijde grenst aan het riviertje de Beerze.

In 1971 bleek een groot gedeelte van het monument te zijn afgegraven voor zandwinning; het betreft het perceel ten noorden van de oorspronkelijke vindplaats van Romeinse bewoningssporen. Op het ontzandde terrein werd door Roymans opnieuw veel Romeins bouwmateriaal gevonden, hoofdzakelijk dakpanfragmenten en aardewerk. Als gevolg van de afgraving (aanvang 1965) werd de bescherming van dit gedeelte van het monument opgeheven.

In het kader van het AMR-project is het terrein van 5 tot 7 december 2001 onderzocht door middel van proefsleuven en een aantal boringen. Een oppervlakteverkenning leverde geen aanwijzingen op voor het bestaan van archeologische sporen in de ondergrond. Resten van Romeinse steenbouw zouden herkenbaar moeten zijn geweest en de aanwezigheid ervan werd dan ook uitgesloten. Toch werd in de eerste opgravingsput een houten gebouwtje, vermoedelijk daterend uit de Romeinse tijd blootgelegd. Meer naar het zuiden werden nog enkele grondsporen, bestaande uit een greppel en een kuil, opgetekend. Aan de noordzijde van een andere put, die over het midden van het monument was gegraven, bleken zich drie vrij grote kuilen te bevinden met een diepte van circa 30 cm en een zeer donkere, houtskoolrijke vulling op de bodem. Plaatselijk rozerode verkleuringen langs de onderzijde duiden op een sterke verhitting van het onderliggende zand. Boringen in het stukje bos aan de zuidzijde toonden aan dat de bovenste 40 cm is verstoord; vermoedelijk is ook hier ooit geploegd. Een stuk van zo'n 13 x 20 meter in de zuidwestelijke hoek is afgegraven voor de aanleg van een gedeeltelijk ondergronds reservoir. De Romeinse vondsten die de aanleiding vormden tot de wettelijke bescherming van het terrein lijken geheel te zijn opgeruimd bij de aanleg en latere uitbreidingen van het waterzuiveringscomplex en/of bij het ontzanden van het perceel dat eerder deel uitmaakte van het monument. Omdat er een restwaarde in de vorm van bewoningssporen is aangetoond, bleef de status van het monument ongewijzigd.

Op september 2006 bereikte de ROB het bericht dat tijdens werkzaamheden in het kader van de aanleg van een persleiding riool RWZI archeologische sporen waren blootgelegd (overtreding Monumentenwet). De overtreding bleek te zijn begaan door het waterschap: strook grond verwijderd en drain gelegd t.b.v. leiding, circa 3 meter van de weg en parallel daaraan. Het werk is stilgelegd en de schade werd opgenomen (archeologisch onderzoek). De leiding is vervolgens in overleg met ROB 3 meter onder het monument doorgeboord, in hetzelfde tracé.