De Dommelse kaarsenfabriek, Dommelen

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

De Dommelse kaarsenfabriek

Achter de witte muren van het "kastilleke" van Dommelen zoals men eertijds huize "Agnetendal" aanduidde, kende men lang het oude ambacht van kaarsenmaken. In de tweede helft van de 20e eeuw bestond het bedrijf nog. Hoewel het toen gebruik maakte van moderne apparatuur is (was?) de werkwijze gestoeld op oude traditie.

Omstreeks 1900 kwam wasbleker Jan van Lieshout van Riethoven naar Dommelen omdat zijn aldaar in 1885 gesticht bedrijf geen uitbreidingskansen bood. Wellicht mag ook verondersteld worden dat hij naar deze streek kwam om dichter bij zijn leveranciers te zitten, immers in Valkenswaard zaten vele imkers die hem de nodige grondstof-bijenwas konden leveren. In een ruimte die vroeger dienst deed als paardenstalling en die gebouwd was als onderdeel van de woning van de familie Kooien, ging de nieuwe onderneming van start.

Het bleken van was geschiedde in die dagen als volgt. Een klomp was, zoals deze van de bijenhouder werd betrokken, diende eerst gezuiverd te worden omdat er vaak stukken raat en dode bijen in zaten. Nadat het geheel gesmolten en gezeefd was, bleef er een donkerbruine substantie over. Na de stolling maakte men lange repen en deze werden buiten gelegd op lange bleektafels. Door de inwerking van zonnestralen verkreeg men op den duur een crème-kleurig geheel. In rieten manden werd vervolgens de was verzameld, opnieuw gesmolten en in ronde vormen gegoten. Het product, was, kon nu geleverd worden aan kaarsenfabrikanten, of aan kloosters en kerken, waar men er zelf kaarsen van maakte. Voor de kerk deed dat meestal de koster. Hij spande de pit tussen twee spijkers, maakte de was kneedbaar en rolde die over de pit heen. Men kende kilo's en ponden kaarsen. Als een koster bij een kerkelijke gelegenheid dan ook veel kaarsen moest aansteken, sprak hij van zoveel ponden (kaars) licht.