WWII: Bazi-kamp, De Rips (verdwenen)

Uit Erfgoedwiki
(Doorverwezen vanaf Bazi-kamp De Rips)
Ga naar: navigatie, zoeken

HeerlijckHistorisch.png Een geheime Duitse radarpost in de Peel

Bazi-Kamp korte versie zoals op infopaneel De Rips

In de winter van 1941-42 werd op deze plel een Duits kamp aangelegd. Hier werkten en woonden ongeveer 60 personeelsleden van het Duitse radarstation Bazi. Tijdens de tweede wereloorlog bestond het kamp uit een verzameling barakken. enkele transformatorhuisjes, een garage, eetzaal met keuken, werkplaatsen en een drietal radars.

De naam Bazi

De Duitsers gaven hun radarstations a;s code de naam van een dier. De beginletter van die naam stond voor een (grotere) plaats in de directe omgeving. Bazi stond voor BACIL met de B. van Bakel.

Doel: beschermen van Duitsland

Het Bazi station maakte deel uit van een keten van radarstations. De keten liep van de Zwitserse grens tot het noordelijkste puntje van Denemarken. Het station moest, in samenwerking met nachtjachtvliegtuigen, Duitsland beschermen tegen de nachtelijke aanvallen van Britse bommenwerpers.

Dolle Dinsdag

Na 'Dolle Dinsdag'werd het kamp op 8 september 1944 verlaten door het personeel. De dag erna kwam een Duitse vernielingsploeg. Zij bliezen de radars op en staken alle gebouwen in brand.

Bombardement op Bazi-Kamp met burgerslachtoffers

In de ochtend van 17 september 1944 voerden Amerikaanse Vliegende Forten bombardementen uit ter voorbereiding op de luchtlandingen van Operatie Market Garden. Daarbij werden alle bekende Duitse luchtafweerstellingen op de route voor vliegtuigen met parachutisten gebombardeerd. Hoewel het Bazi-kamp al verlaten was, werd het toch aangevallen met scherfbommen. De Amerikanen richtten echter slecht, waardoor bij de familie Gelden twee kinderen, Henkie en Marietje en bij de familie Voermans dochter Mientje de dood vonden door bommen. Zij waren op dat moment naar Windows aan het zoeken. Dat zijn staniolstrips (zilverpapier) die de geallieerden uit vliegtuigen strooiden om de Duitse radars te storen.

Einde Bazi

Hiermee kwam een einde aan de geschiedenis van een van de vele, maar weinig bekende radarposten in ons land. Enkel de kelder van het kampgebouw is nog aanwezig. Deze is nu in gebruik als vleermuizenkelder. De betonnen voeten waarop de radars stonden zijn nog wel in het veld te zien.

Freya radarsysteem
tekening impressie Bazi-kamp Jo Logtens
infopaneel bij Bazi-kamp

Bron: Ripse infopanelen. B.Ploegmakers

Duitse luchtverdediging bij nacht

Vervolg uitgebreide versie

Het codewoord Bazi werd door de Duitse bezetter gebruikt om een radarpost in de omgeving van het dorp De Rips aan te duiden. Deze radarpost maakte deel uit van een lange keten tussen Denemarken en de Zwitserse grens en bedoeld om, bij nacht binnendringende Britse bommenwerpers, te detecteren om deze door nachtjagers te laten neerschieten. In de beginfase van de oorlog had de Royal Air Force een aantal aanvallen bij daglicht op doelen in het noorden van Duitsland uitge¬voerd. Mede doordat de Duitsers, door gebruik van radar, goed op de hoogte waren van de positie van de aanvallende vliegtuigen werden hierbij grote verliezen geleden. De Britten moesten erkennen dat bommenwerpers zonder jagerescorte absoluut geen partij waren voor de Duitse jachtvliegtuigen. De aanvallen werden daarop naar de nacht ver¬legd. Dat reduceerde weliswaar de verliezen, maar kwam de precisie van de bombardementen niet ten goede. Slechts incidenteel werden de opgegeven doelen gevonden en dan nog door slechts enkele bommen getroffen. Te verwach¬ten was echter dat de Britten deze problemen in de toekomst zouden overwinnen en de nachte¬lijke aanvallen op het Reich zouden toene¬men.


Lijn van Kammhuber

BAZI kaart

Reeds in mei 1940 bereidden de Duitsers de plaatsing van radarinstallaties in Nederland voor. De eerste installaties kwamen aan de kust en moesten in een zo vroeg mogelijk stadium waarschuwen voor naderende aanvallers. Gedurende de gehele oorlog bleven deze kuststations van groot belang. Om meer structuur in de nachtelijke verdediging te brengen introduceerde Kammhuber, in het najaar van 1940, een verdedigingslinie tussen Engeland en noordwest Duitsland. In deze verdedigingslinie dienden binnendringende bommenwerpers te worden opgespoord door zoeklichten. Daarin konden nachtjagers de verlichte indringers aanvallen en zo mogelijk neerschieten. Eind 1940 was deze Kammhuberlinie, zoals ze al snel door de Britten werd genoemd, opgebouwd. De Kammhuberlinie was onderverdeeld in tien sectoren of Grossräume. Elk van deze secto¬ren was 150 km lang en 35 km breed. Een sector was weer onder¬ver¬deeld in drie vakken. Elk vak of Raum was voorzien van een eigen gevechtsleidingspost of Raumgefechtstand die, op aanwijzing van de centrale gevechtsleiding in Zeist, de verdediging activeerde en leidde. In een vak stonden doorgaans negen zoek¬lichtbatterijen die elk een eigen sector dienden af te zoeken. Op aanwijzing van enkele akoestische peilposten, die voor het vak waren geplaatst, bepaalde de Raumgefechtststand, die voor het vak oostelijk Noord-Brabant/noord Limburg, in het Starkebos bij Meijel was geplaatst, welke schijnwerpers werden geactiveerd. Kwam een aan¬vallende bommenwerper in een lichtbundel dan richtten ook andere zoeklichten hun lichtbundels daarop. Bij een verwachte aanval waarschuwde de divisiegevechtsleidingspost, naast civiele instanties en de benodigde Raumgefechtstände, ook de thuisbasis van de nachtjagers die daarop enkele toestellen liet starten. Een nachtjager betrok daarop een wachtpositie of Warteraum. Dit lag soms voor, maar bij voorkeur achter het Raum. Deze cirkelde rond een lichtbaken of een radiobaken (Leuchtfeuer; Funkfeuer) en werd door de Raumgefechtstand attent gemaakt op naderen de bommenwerpers. Was een bommenwerper gevangen in de zoeklichten dan spoedde de nachtjager zich daarheen en werd het verlichte doel aangevallen. De tijd dat een zoeklicht een doel kon verlichten was zeer beperkt. Hierdoor werden slechts weinig aanvallen succesvol afgesloten. Om effectiever te kunnen opereren ontstond er bij de nachtjagers behoefte aan een betere geleiding vanaf de grond.


Verlichte nachtjacht (helle Nachtjagd)

De verdediging kreeg ‘ogen’ in de vorm van meer en verbeterde radar¬sys¬te¬men. Voor de zoeklichten van een beperkt aantal Grossräume kwamen vanaf oktober 1940 Würzburg A radars (de zogenaamde kleine Würzburg) be¬schikbaar. Door de informatie, verkregen van deze radar, kon een Leitscheinwerfer direct op een doel worden gericht. Was dit verlicht dan richtten ook de naastgelegen zoeklichten zich op dit doel. Deze zogenaamde ‘kleine’ Würzburg systemen hadden een bereik van 30 tot 40 km. Ook de nachtjagers profiteerden van deze verbetering. Door de inzet van de radar verviel het zoeken van de zoeklichten, kon het doel langer worden belicht en kreeg de vlieger van de nachtjager betere informatie omtrent de positie van zijn doel. Voor een ¬aanval van de nacht¬jager waren op deze wijze nu maximaal vijf minu¬ten beschik¬baar, door¬gaans min¬der. Dit was de tijd dat een bom¬menwer¬per door de zoek¬lichten kon worden vastgehouden. Was de nacht¬jager reeds in de nabije omgeving van het doel op het moment dat de zoek¬lichten het contact verloren dan kon deze door de gevechtslei¬der in de Gefechtstand, middels radio, soms nog wat worden bijgestuurd. Maar dat lukte alleen als beide, bommen¬werper en nachtjager, zichtbaar waren voor de Würzburg en de gevechtsleider over veel ervaring beschikte. Een¬maal aange¬straald door een zoeklicht was de beman¬ning van de bom¬menwer¬per echter gewaar¬schuwd en op de aanval voorbe¬reid. De ver¬liezen aan Duitse zijde waren hierdoor relatief hoog. Vanaf begin 1941 kwamen meer en verbeterde Würzburg systemen van de typen C en D beschikbaar. De zoeklichten van de meeste Grossräume van de Kammhuberlinie werden daarop van drie van deze radars voorzien, per bataljonsvak één. De Grossräume direct onder de gebruikelijke route naar het Ruhrgebiet kregen ook een Freya AN rondzoekradar toegewezen. Hierdoor werd het mogelijk vijand en jager, ook bij het binnenvliegen en verlaten van het vak, te volgen en meer schijnwerpers direct op een doel te richten. Daardoor werd theoretisch de beschikbare gevechtstijd vergroot, maar overwinningen bij het uitvliegen van een vak waren zeldzaam. Dit omdat de geallieerde vliegtuigen de gevaarlijke linie doorgaans in een snelle duikvlucht passeerden. Door de afhankelijkheid van de zoeklichten werd dit verdedi¬gingssys¬teem door de Duitsers de Helle Nachtjagd of Henaja genoemd. Het werd duidelijk dat ook de Helle Nachtjagd niet de oplossing voor de Duitse problemen was. Het was van te veel toevalligheden afhankelijk om doeltreffend te kunnen functioneren en men zocht naar andere oplossingen.


Eerste gevechtsleidingsposten in de Peel

Dwars over oostelijk Noord-Brabant en noordelijk Limburg kwam Grossraum 8 van de Kammhuberlinie te liggen. Dit Grossraum was onderverdeeld in de Räume 8A, 8B en 8C. In elk daarvan was een Abteilung van Flakscheinwerfer-Regiment 1 werkzaam. De bijbehorende Abteilungs-Gefechtstände lagen respectievelijk bij Afferden, Veulen en Meijel en werden eind 1940 ingericht. Elke afdeling bestond uit drie batterijen van elk negen zoeklichten, waarvan een, de Leitscheinwerfer, gericht werd door de informatie van een Ringtrichterhörer, een akoestisch luisterapparaat. De afdelingspost bij Afferden was gelegen langs de Rijksweg van Venlo naar Nijmegen. Bij Meijel werd de post geplaatst in een groter kamp dat ook plaats bood aan het regimentshoofdkwartier met bijbehorende Gefechtstand, aan een hospitaal een transporteenheid met bijbehorende onderhoudsgarage en een aantal kantoren. Het geheel werd tegen mogelijke luchtaanvallen beschermd door een of meer luchafweertorens met een stuk 20 mm geschut. Dit kamp was gelegen in het Starkebos, aan de noordoost zijde van het dorp. Hier werd de uiteindelijke gevechtsleidingspost gevestigd in een stenen bunkerachtig gebouw. De post bij Veulen werd ingericht in een bosperceel aan de Veulenseweg op de grens tussen de dorpen Leunen en Veulen, gemeente Venray. De Gefechtstand Veulen bestond na verloop van tijd uit een stenen gebouw en enkele houten barakken. In een T-vormig houten gebouw was de gevechtsleidingspost gevestigd. Het stenen gebouw fungeerde als keuken, eetzaal en recreatie ruimte. Alle gebouwen werden aan het zicht onttrokken door grote camouflage netten. Naast deze gebouwen kwam er nog een garage voor een zestal voertuigen en een voorraadkelder. In een later bijgebouwd stenen gebouw bij de hoofdingang werd ook de Ortskommandantur (plaatselijke militaire commandant) van Venray gevestigd. Het personeel werd in enkele houten barakken ondergebracht. Voor het bedieningspersoneel van de schijnwerpers in de Räume werden de zogenaamde ‘Wehrmachtshuisjes’ in de directe nabijheid van de stelling gebouwd. Alle gevechtsleidingsposten en schijnwerperstellingen werden bemand door personeel van verschillende Abteilungen van het Flakscheinwerfer-Regiment 1. Het gevechtsleidingscentrum van Meijel werd geleid door de Jägerleitoffizier (JLO), Oberleutnant (Eerste Luite¬nant) Walter Knickmeier. De Gefechtstände van sector 8 opereerden volgens het Helle Nachtjagd systeem en de schijnwerpers werden ook bediend door personeel van het Flakscheinwerfer-Regiment 1. De gehele sector 8 werkte nauw samen met de nachtjagers van 1./NJG 1 dat vanaf 1 maart 1941 opereerde vanaf het nieuwe vliegveld bij Venlo. Meijel kreeg in de loop van 1941 de be¬schik¬king over radarsystemen. Deze werden op een van de hogere punten in de Peel, bij De Rips, geplaatst. Hiermee werd geëxperimenteerd om onderscheppingen te kunnen maken. Dat dit succes opleverde blijkt uit een brief van Knickmeier gedateerd. 29 oktober 1976, aan dhr. Van der Steen, Stein. Daarin schrijft hij over ‘het naar het doel praten’ van de nacht¬jager via radio. De daartoe benodigde informatie kan slechts van, ten minste één radarsysteem zijn verkre¬gen. Vol¬gens de Helle Nachtjagd methode was Oberleutnant Knick¬meier mede verant¬woor¬delijk voor het neer¬schie¬ten van 24 RAF-bom¬menwer¬pers. De eerste daarvan was een Handley Page Hampden I van het 44 Squadron, afkomstig van Waddington in Lincolnshire. Dit toestel werd op 10 maart 1941, na een aanval op Keulen, door Hauptmann (Kapitein) Werner Streib neergeschoten en stortte neer bij het Bovenbos bij Helden. De laatste was een Vickers Welling¬ton van het 57 Squadron die, op 27 december 1941, ten offer viel aan de Me 110 van Oberleut¬nant (Eerste Luitenant) Reinhold Knacke. Deze Wellington werd op weg naar Düsseldorf onderschept en kwam neer bij Heeze.


Hemelbedden

De oplossing van de problemen van de Helle Nachtjagd lag in het beschikbaar komen van meer rondzoekradars en een nieuw type Würzburg-radarsyste¬em, de Würzburg Riese (reuze Würzburg met een antennedoorsnede van 7 meter), die een veel grotere reikwijdte bezat. Hierop werd in de herfst van 1941 door Kammhuber een reorganisa¬tie van zijn verdedigingslinie doorgevoerd. Voor elk Henaja-vak diende een Freya rondzoekradar en twee Würzburg Riesen systemen te worden geplaatst. Eén Würzburg Riese om afstand en hoogte van een binnendringende bommenwerper te meten, de andere om de eigen nachtjager te volgen. Door de JLO kon dan de nachtjager, al voordat de schijnwerpers het verlichtten, naar de bommenwerper worden geleid voor de onderschepping. Door deze uitbreiding werden de sectoren van de Kammhuberlinie, tot ten minste 90 km, verbreed. Lang heeft deze situatie niet geduurd. Op 30 juni 1942 werd het Flakscheinwefer-Regiment 1, met al het materiaal, naar Duits¬land terug¬getrok¬ken om vitale steden en industrie¬centra te helpen verdedigen. De breedte van de Kammhuber¬linie werd daarop weer verkleind tot de oorspronkelijke 35 à 40 km en overgelaten aan de radars en de nacht¬jagers. Voor de nieuwe radarsystemen werden voor de Räume aparte ter¬reinen inge¬richt zo'n 30 km van elkaar verwijderd. Daar de, uit de nieuwe radarsyste¬men verkregen, informatie op een geheel andere wijze diende te worden verwerkt en de werkaf¬stand met de Würzburg Riese was vergroot tot ongeveer 70 km, werd de Kammhuberlinie gereorga¬niseerd en nieuwe ge¬vechtsleidings¬posten ingericht. Tevens vergrootten de Duitsers het aantal Grossräume, waardoor het omvliegen van de lijn werd bemoeilijkt. Daarnaast konden de sectoren dieper worden door de verbeterde werkafstand van de Würzburg radars. In de nieuwe organisatie werd sector 8 nu sector 5 en het vroe¬gere vak 8A werd 5A, de bijbehorende gevechtsleidingspost verhuisde van Afferden naar Kranenburg, juist over de grens in Duitsland. Vak 8B werd 5B, maar de Gefechtstand bleef in Veulen. Vak 8C werd 5C, waarbij de Gefechtstand van Meijel verhuisde naar een nieuw kamp bij Hunsel, ten zuidoosten van Weert. Bij deze reorganisatie werd Knickmeier overgeplaatst naar Veulen. Evenals bij de Helle Nachtjagd ontvingen de gevechtsleidingsposten hun voorwaarschuwingen en bevelen nog steeds van het divisiecommandocentrum bij Zeist. In januari 1942 werd dit centrum overge¬bracht naar Schaarsbergen bij Deelen. Daar was, op het terrein van het Sanatorium Koningsheide, een experimenteel gevechtsleidingscentrum ingericht. Het succes van dit centrum leidde in 1943 tot de bouw en inrichting van een gevechtsleidingscentrum in een gigantische bunker aan de Koningsweg in Schaarsbergen. Dit kreeg de codenaam Diogenes en werd begin oktober 1943 in gebruik genomen.


Donkere nachtjacht (dunkele Nachtjagd)

Het hart van elke Raumgefechtstand nieuwe stijl en ook dat van de post bij Veulen, was de zoge¬naamde See¬burgtisch. Op deze tafel, die bestond uit een mat¬glazen tafelblad waarop het werkgebied van de post was ingetekend, werden de posi¬ties van de bom¬menwerpers en de eigen nacht¬jager zicht¬baar gemaakt door middel van lichtpunten. Op de Seeburgtisch werd de positie van de bom¬men¬wer¬per als rode licht¬punt aangegeven en de nachtjagerpositie als een blauwe of groene. De projectie van de lichtpunten gebeurde handmatig op aanwijzingen van het personeel van de radarposten. Deze aan¬wijzingen kwamen binnen over telefoonlijnen. De eerste waarschuwing van naderende vliegtuigen werd verkregen van het Freya radarsysteem dat in de stelling Bazi bij De Rips was geplaatst. Dit kon tame¬lijk grof de afstand en de richting van de doelen, vanaf zo'n 130 km afstand, bepalen. Een fijnere infor¬matie van afstand, richting en ook hoogte van een bom¬menwerper werd verkregen van een Würzburg Riese radar die, als een bommenwer¬per binnen bereik kwam, daarop werd gericht. De¬zelfde infor¬matie van de eigen nachtja¬ger werd ver¬kregen van een tweede Würzburg Riese. De informatie van de beide Würzburg Riesen werd onder de Seeburgtisch, door twee militairen, vertaald in de positie van de lichtpunt. Theoretisch was de reikwijdte van een Würzburg Riese 80 km, maar het systeem werd al als goed beschouwd als een doel op 65 km afstand werd opgepikt. Ook de beide Würzburg Riese radars waren in de stelling bij De Rips opgesteld. Vanaf september 1943 voerde deze stelling de deknaam ‘Bazi’. Het bedienend personeel van de stelling was ingedeeld bij de 20. Flugmelde-Leit Kompanie, van de IV Abteilung van het Luftnachrichten-Regiment 211.

Als bommen¬werpers op komst waren werd een nachtja¬ger, door een Einsatzleiter op het vliegveld Venlo, naar een Warteraum (wachtgebied) rond een Leuchtfeuer of Funkfeuer gedirigeerd. Op deze bekende positie kon dan direct een Würzburg op de eigen jager worden gericht. Dit hield ook in dat dit vliegtuig op een vaste hoogte diende te vliegen. Doordat de reikwijdte van de nieuwe Würzburg's groter was dan de breedte van de sectoren, was daarmee een over¬lap in de vakken ontstaan. Hierdoor was het mogelijk om doelen of nachtjagers ook in naast¬liggende vakken te volgen of door te geven aan de naastliggende Raumgefechtstand. De aanval hoefde dus op de grens van twee vakken niet meer te worden afgebroken, zoals dit bij het oude systeem wel het geval was. De nieuwe vakken werden door de Duitsers Him¬mel¬bette ge¬noemd. In een later sta¬di¬um werden de gegevens van de radars automatisch verwerkt wat de precisie en de snelheid ten goede kwam. De Jägerleitoffizier bracht de nacht¬jager, vanuit de wachtpositie, door middel van radio-communicatie naar de bom¬menwerper. Deze voerde daarop dan zelfstandig de aanval uit. Dit leiden was specialistenwerk. De JLO diende een dusdanige koers aan de nachtjager te geven, waardoor deze de bommenwerper op een bepaald punt in het luchtruim zou ontmoeten. Daarbij diende de bommenwerper van achter en onder te worden benaderend om de nachtjager de gelegenheid te geven zijn snelheid aan te passen en dan, lang¬zaam stijgend, een gunstige schietpo¬sitie te verkrijgen. Dit alles vergde een goed ruimte¬lijk inzicht van de JLO en lang niet iedere kandidaat was hiervoor geschikt. Voor deze methode van nacht¬jager¬gelei¬ding door middel van radar werd door de Duitsers de aanduiding Dunkele Nacht¬jagd of Dunaja gebruikt.

Bazi

Het radar¬stati¬on, of in het Duits Funkmessstellung, dat voor Veulen in vak 5B werd ingericht kreeg de codenaam Bazi. De Duitsers gebruikten dierennamen voor deze codes van hun radarposten (Bazi = Bazille of Bacil). De eerste letter daarvan kwam overeen met de eerste letter van de plaats waarbij de post was gelegen, hier Bakel. Bazi werd in de winter van 1941/42 aangelegd in de omge¬ving van het huidige kruispunt Peeldijk en Hazenhutsedijk. Toen was dit nog de kruising van de Bakel¬sedijk en de Gemertsedijk, zo'n 3,5 km ten zuidoosten van het dorp De Rips en juist ten westen van de huidige Luchtmachtbasis De Peel. De gebouwen en de beton¬werken werden aangelegd door een aannemer uit Venray. Daarna werden de benodigde installaties vanuit Duits¬land aangevoerd, gemonteerd en de gehele omge¬ving werd tot verbo¬dengebied of Sperrgebiet verklaard. In eerste instantie werd dit Sperrgebiet niet van een omheining of draadversperring voorzien. Echter, na een veiligheidsinspectie, werd de commandant berispt en de stelling alsnog voorzien van prikkeldraad en een aantal gevechtsopstellingen. Enkele boeren in dit gebied mochten wel hun bedrijf blijven uitoefenen. Raum 5A kreeg zijn radarpost, met de codenaam Goldkäfer, bij Kranenburg/Galgensteeg. Ze was gelegen dichtbij de boerderij Elsenhog op zo’n 500 meter afstand van de Nederlandse grens. Het radarstation voor vak 5C kwam tussen Ell en Hunsel bij Thorn en werd Truthahn genoemd. Op 13 maart 1942 moet Bazi reeds operati¬o¬neel zijn geweest, want in de avond van die dag, om 22.50 uur, werd een Avro Manches¬ter bommenwerper van het 83 RAF Squadron door Oberleut¬nant Reinhold Knacke van I./NJG 1 neerge¬scho¬ten. Knacke werd daarbij geleid door Oberleut¬nant Knickmeier. Dit was niet Knickmeier's eerste geleiding volgens de Dunkele Nachtjagd methode. Zijn lijst van overwin¬ningen ver¬meldt een Dunkele Abschussbeteiligung vanuit Meijel op de 11e juni 1941 van een Vic¬kers Wellington De Wellington werd neergehaald door Oberleut¬nant Thimmig van Venlo. Zeer vermoedelijk betrof het toen een Würzburg A of C geleiding. Na deze Dunkele overwinning wordt Knick¬meier's lijst weer vervolgd met 11 overwinningen volgens de Helle methode. De om¬scha¬ke¬ling van de Hel¬le naar de Dunke¬le Nacht¬jagd vond plaats in de winter van 1941/42. Deze winter was streng hetgeen de Duitsers in de kaart speelde. Door de hevige kou en het slech¬te vlieg¬weer was het voor de RAF nauwe¬lijks moge¬lijk aanvals¬vluchten te onder¬nemen. Hierdoor konden de Duit¬sers in alle rust de omschake¬ling voltooien.

Wurzburg Riese opgeblazen

Duitse radars worden blind

Een totale omwenteling vond plaats in de nacht van 24 op 25 juli 1943. Die nacht was de eerste van een reeks nachten waarin Britse bommenwerpers de havenstad Hamburg aanvielen. Bij deze aanvallen strooide de RAF voor de eerste maal wind¬ow uit. Window was het Britse code woord voor aluminium strips gesneden op de golflengte van de Würzburg en Lichtenstein radars. De Duitsers noemden deze strips Düpel en de Amerikanen spraken van chaff. Het gevolg was een totale ontregeling van de luchtverdediging. De radarsystemen werden volledig dichtgesneeuwd en waren daardoor blind geworden, waardoor praktisch alle bommen¬wer¬pers veilig in Engeland terugkeerden. Na van de eerste schokken te zijn bekomen her¬stelden de Duitsers zich. Hoewel de radars nog steeds blind waren, voor wat betreft afzonderlijke bommenwer¬pers, zagen ze echter wel de wolken window die de bom¬menwerper¬stroom markeerden. De FLUKO’s werden daardoor zeer belangrijk en zonden die infor¬ma¬tie van hun radars door naar de divisiecommandopost, de Diogenes bunker in Schaars¬bergen. Daar kon op die manier toch een beeld van de situatie in de lucht worden verkregen. De inzet van window door de geallieerden eiste een totale reorganisatie van de Duitse nachtjacht. De nachtjagers werden nu niet meer in de vakken van de Kammhuberli¬nie ingezet, maar werden door de divisiecommandopost in de bommenwerperstroom geloodst. Eenmaal in de stroom vielen de jagers de bommenwer¬pers aan die zich af en toe aftekenden tegen een lichtere achter¬grond van zoeklichten of branden of soms nog wat zichtbaar waren op hun eigen radar. Deze situatie bleef ongewijzigd totdat de nachtjagers van een nieuw type boordradar werden voorzien, het FuG 220 Lichtenstein SN-2 systeem. Deze radar werkte in een geheel andere frequentieband als het oude Lich¬tenstein-systeem en werd niet door window ge¬stoord. Door dit sys¬teem, dat Zahme Sau werd genoemd en een aantal verdere verbeteringen, o.a. een peilsysteem in de nachtjager dat werkte op de staartwaarschuwingsradar van de bommenwerpers en aan de bewapening van de nachtja¬gers, werd de tweede helft van 1943 en de eerste helft van 1944 voor de Duitse nachtjacht de meest succes¬volle periode uit de gehele oorlog.


Einde van Bazi

De successen van de geallieerde legers, na de landing in Normandië in 1944 en de bombardementen van augustus en begin september op de Duitse vliegvelden in ons land, waren de oorzaken dat de nachtjagers en andere Duitse eenheden op ‘Dolle Dinsdag’ 5 september 1944 uit het zuiden van ons land naar Duitsland werden teruggetrokken. Daarmee was ook de functie van de FLUKO's, gevechtsleidingsposten en radars komen te vervallen en werden ook deze ontruimd. Bazi werd 8 september verlaten. Daags daarop kwam een vernielingsploeg terug die de radars rond negen uur in de avond opbliezen en de barakken in brandstaken. Het gerepatrieerde personeel van Bazi ging in een al voorbereide stelling verder in Peddenberg verder onder de naam Bazi II. Een nieuwe gevechtsleidingspost werd ingericht in een kazerne in Heiligenhaus bij Duisburg. Daarmee was een einde gekomen aan de geschiedenis van een van de vele, maar weinig bekende, Duitse radarposten in ons land.

Ruud Wildekamp

De Rips