Mariakerk, Onze Lieve Vrouwe Kerk, Boterkerk, Vrijthof 3 Oirschot

Uit Erfgoedwiki
Versie door Rberkvens (Overleg | bijdragen) op 30 dec 2014 om 16:53

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Mariakerk, Onze Lieve Vrouwe Kerk, Boterkerk, Vrijthof 3 Oirschot

Bouwjaar: 12e eeuw Rijksmonument Nr 31337 Romaans zaalkerkje van tufsteen uit de vroege 12e eeuw; een gotisch koor op een travee na afgebroken in 1880, thans met moderne bakstenen sluitmuur. Voormalige Onze Lieve Vrouwekapel, vanaf 1689 Boterwaag, sinds 1801 Ned. Herv. Kerk. Klokketorentje uit de 18e eeuw boven de westgevel. Gerestaureerd 1961 door J. de Wilde te Breda. Preekstoel midden 18e eeuw eeuw met doop- bekkenhouder en koperen lezenaar, versierd met het wapen Nassau-Dietz, in 1756 door Claude Demeny gegoten. Eenklaviers positief, ca. 1750 gemaakt door L. de Backer. In 1804 in de huidige kerk geplaatst. Afbeelding: Mariakerk, Onze Lieve Vrouwe Kerk, Boterkerk

In weinig provincies is de golfbeweging van de economie zo goed aan het bouwkundig erfgoed afleesbaar als in Noord-Brabant. Gebouwen die in een bloeiperiode tot stand waren gekomen, werden vervolgens verwaarloosd en daarna óf gerestaureerd óf afgebroken. Andere gebouwen - vaak industriële bouwwerken, maar ook kerken of kloosters - gingen veelal zonder al te veel scrupules ten onder in het proces van de hernieuwde binnenstedelijke dynamiek. Als gevolg van de gesignaleerde architectonische erosie zijn romaanse gebouwen in Noord-Brabant zeldzaam. Het gaafst overgebleven is het 'Boterkerkje' (de Herv. kerk) te Oirschot.

Er bestaat een grote verscheidenheid aan namen voor de oudste kerk van Oirschot: Boterkerk, Mariakerk, Mariakapel, Onze Lieve Vrouwe Kerk, Nederlands-hervormde Kerk. Het begrip kapel verwijst naar de periode dat het kerkje na de bouw van de veel grotere Sint-Petruskerk in diens schaduw kwam te staan.

Zoals geconstateerd dateert het gebouw uit het begin van de 12e eeuw. De leeftijd van de stenen kerk komt daarmee op bijna negenhonderd jaar. Het schip van de kerk is gebouwd in de Romaanse bouwstijl. Het Romaanse koor is later vervangen door een koor gebouwd in gotische stijl (meer puntige vormen, spitsbogen, hogere ramen, meer versiering). De lokale historicus van Oirschot J. Lijten stelt de bouw van het gotische koor op 'vermoedelijk rond 1200', de beginperiode van de Gotiek. Ook deze romaanse kerk heeft nog als kapittelkerk gefunctioneerd. Ongetwijfeld is het Oirschotse kapittel de opdrachtgever geweest voor de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Daarbij werd geopperd dat er ruim voor die tijd een kerk op de plaats van de huidige heeft gestaan. Algemeen wordt er vanuit gegaan dat de Mariakerk houten voorgangers heeft gehad, met wanden van vlechtwerk, besmeerd met leem. Echt harde aanwijzingen voor een oudere kerk zijn er echter niet. Wel zijn bij opgravingen de fundamenten gevonden van een groot romaans koorgedeelte dat een grotere omvang had dan het huidige koor. J. Lijten is van mening dat op het Vrijthof al eeuwen voor de bouw van de huidige kerk sprake is geweest van een christelijk centrum. Oirschot is in die periode immers een van de belangrijkste centra in de regio en het christendom vestigde zich altijd in die drukbevolkte plaatsen.

Zoals hierboven vermeld is het tamelijk uniek dat er in Oirschot twee kerken uit verschillende stijlperioden naast elkaar bestaan. De Mariakerk kon overleven door de omstandigheid dat uitbreiding van de kerk aan het toenmalige Vrijthof niet meer mogelijk was. Door de bouw van de nieuwe, veel grotere parochie- en kapittelkerk raakte de Mariakerk op het tweede plan, maar toch niet in onbruik. De romaanse Onze-Lieve-Vrouwekerk is bij de bouw van de gotische kapittelkerk van Sint-Pieter gehandhaafd en zelfs nog uitgebreid. Het dieptepunt is de periode na 1648, toen de kerk als boterwaag, klokkengieterij en opslagplaats voor hout werd gebruikt. De protestanten konden toen beschikken over de grote Petruskerk terwijl de rooms-katholieken zich in schuilkerken moesten behelpen. Aan die situatie kwam in 1799 een eind. In dat jaar werd de Sint-Petruskerk weer rooms-katholiek bezit en werd de Mariakapel aan de hervormden toegewezen.

Tegenwoordig vertoont de kerk duidelijk twee bouwperioden. Allereerst is er het schip, een romaans kerkje van tufsteen, met kleine raampjes die met een rondboogje zijn afgedekt, zoals in die tijd gebruikelijk was. Aan de noordzijde bevindt zich een aan de binnenzijde een dichtgemetselde toegang. In de zuidgevel is de replica van een gevelsteen van tuf ingemetseld, die bij de restauratie is aangetroffen. Op de steen is een diagonaalkruis ingehakt met links daarnaast een draak. Hendrik Verhees tekende deze steen bij het aanzicht van de kerk vergroot, met daarnaast een tweede steen die aan de zuidzijde zou zijn voorgekomen. Verhees heeft de stenen abusievelijk onderling verwisseld, zodat de steen met het diagonaalkruis en de draak niet aan de zuidzijde voorkwam, maar aan de noordzijde, en de andere steen aan de zuidzijde. Hierdoor is bij de restauratie de gevonden steen op onjuiste wijze in de zuidgevel gemetseld. De andere steen, die in de jaren vijftig nog aanwezig moet zijn geweest, is tijdens de restauratie verdwenen. Deze stenen waren niet slechts ter verfraaiing aangebracht, ze hadden een belangrijke symbolische waarde.


Afbeelding: De romaanse Onze-Lieve-Vrouwekerk

Op de plaats van het romaanse koor zien we nu een gotische travee, smaller dan het romaanse schip en met steunberen. Het gotische gedeelte, dat als koor moet hebben gediend, heeft bestaan uit drie traveeën en had een driezijdige sluiting. De westgevel vertoont een typisch romaans motief, dat echter veelvuldig in de laatmiddeleeuwse Kempen is herhaald. Saillant detail van de Mariakerk is de kapconstructie. In het standaardwerk 'Houten kappen in Nederland 1000-1940', waarin een overzicht wordt gegeven van de oudste en belangrijkste kapconstructies in ons land, wordt Oirschot tot de eerste tien geschaard. De auteur dateert de houten kap op eind dertiende eeuw.

‘Een bijzonderheid in het oude Mariakerkje is wel de kapconstructie (…) Nog dertien van de achttien eikenhouten spanten van deze sporenkap waren aanwezig. Het houten tongewelf vertoont nog de telmerken, die nodig waren om de onderdelen beneden klaar te maken. Zo wist men precies welke onderdelen bij elkaar behoorden. Men heeft deze kap, zoals in de Middeleeuwen gebruikelijk was, met houten pennen gehecht. (…) Verondersteld wordt, dat de kap van de kerk te Oirschot uit het begin van de dertiende eeuw stamt. Deze is thans in elk geval de oudste houten dakbespanning in ons land, die vanaf de grond zichtbaar is.’

De inventaris omvat een preekstoel uit omstreeks 1650, met kussenpanelen en getorste Ionische hoekzuilen, en verder een doopbekkenhouder en een lessenaar. De laatste is in 1756 gegoten door Claude Demeny en draagt het wapen van Nassau-Dietz. Het orgel werd in 1751 gebouwd door Ludovicus de Backer.

De Mariakerk is ruim twee eeuwen in protestants bezit geweest en heette officieel de Nederlands Hervormde Kerk. Het interieur wordt gekenmerkt door een open kapconstructie, rust en degelijkheid, geen overvloed aan ornamenten of versieringen met uitzondering van een bewerkte preekstoel en met beelden versierde kabinetorgeltje.


Afbeeldingen van het interieur van het Mariakerkje in Oirschot (juli 2011)

J. Lijten trekt een parallel met Sint-Oedenrode en Hilvarenbeek en stelt dat de voorganger van de huidige Mariakerk rond ca. 800 in steen is opgetrokken. Wat betreft de bouw van de kerken van Sint-Oedenrode en Hilvarenbeek vóór 1200 zijn er enige schriftelijke bronnen. Voor de kerkbouw in Oirschot ontbreken contemporaine schriftelijke bronnen.

‘Daartegenover staat een stenen getuigenis, de thans nog bestaande Mariakerk op het Vrijthof, gebouwd ca. 1100 en nu in gebruik bij de plaatselijke hervormde gemeente. Dit is dus een van de oudste in Nederland bestaande kerkgebouwen: Bij de ingrijpende restauratie van deze kerk in de zestiger jaren werd zij bezocht door professor ter Kuyle, die van mening was, dat de eerste aanzet van dit kerkgebouw veel ouder was dan 1100. De urgentie van het restauratiewerk verhinderde echter een diepgaand onderzoek van de fundering.’

Bij de restauratie in het begin van de jaren zestig van de 20e eeuw is in en rondom de kerk een opgraving verricht. Daarbij is er geen oudere kerk aan het licht gekomen, tenzij het romaanse koor, waarvan de fundamenten bij de opgraving aan het daglicht kwamen, de oudere kerk is geweest. Aan de oostzijde van het huidige kerkje zijn de gevonden funderingen van dit koor in de bestrating aangegeven. Bij de opgraving kwamen ook de fundamenten van de rest van de gotische aanbouw tevoorschijn, waar het hierboven genoemde travee een deel van was. Ook deze funderingen zijn in de bestrating aangegeven.