Gemert-Bakelse sagen: spookdieren: verschil tussen versies

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '= Spookdieren in Gemert-Bakel = Spookdieren zijn allerlei gewone dieren, honden, varkens, ezels, ook wel hazen en katten soms, die bezeten zijn door de geest van een …')
 
(Spookdieren in Gemert-Bakel)
Regel 1: Regel 1:
 
= Spookdieren in Gemert-Bakel =
 
= Spookdieren in Gemert-Bakel =
  
Spookdieren zijn allerlei gewone dieren, honden, varkens, ezels, ook wel hazen en katten soms, die bezeten zijn door de geest van een zondaar. Allerlei onheilspellende tekens werden door deze spookdieren afgegeven. Zo zijn het krassen van een raaf, het krijsen van een uil, vooral als die op de nok of schoorsteen zat, het huilen van een hond, allemaal voortekens van een naderende dood. Alleen als het ’s nachts plaatsvindt uiteraard. Het geluid van de roerdomp  in het donker was het huilen van een spook. Deze dieren zijn onmogelijk te pakken en niet te raken met wapens. Spookdieren hebben vaak maar drie poten en één oog. Soms hebben ze ook geen kop, maar die zijn zeldzamer. Van honden wordt ook wel gezegd dat ze door hun scherpe neus de dood kunnen ruiken. In Milheeze klonken bij de Nachtegaal ’s avonds wel eens rare geluiden. Kaperekik, kapereik, gloria, en zo verder. Als mensen gingen kijken vonden ze niets maar kwamen altijd zonder pet thuis die de volgende dag in de hoogste boomtoppen werd teruggevonden. Ook in die buurt was in de oogsttijd de grootvader van lenemie aan het oogsten, maar de rogge zat vol katten die hij maar niet weggejaagd kreeg. Ondanks het gedrang sneed of verwondde hij er ook nooit een, hoewel hij het soms best probeerde. De beesten waren zo woest en vreemd van uiterlijk dat hij meermalen vol angst vroeg thuis was.  
+
Spookdieren zijn allerlei gewone dieren, honden, varkens, ezels, ook wel hazen en katten soms, die bezeten zijn door de geest van een zondaar. Allerlei onheilspellende tekens werden door deze spookdieren afgegeven. Zo zijn het krassen van een raaf, het krijsen van een uil, vooral als die op de nok of schoorsteen zat, het huilen van een hond, allemaal voortekens van een naderende dood. Alleen als het ’s nachts plaatsvind uiteraard. Het geluid van de roerdomp  in het donker was het huilen van een spook. Deze dieren zijn onmogelijk te pakken en niet te raken met wapens. Spookdieren hebben vaak maar drie poten en één oog. Soms hebben ze ook geen kop, maar die zijn zeldzamer. Van honden wordt ook wel gezegd dat ze door hun scherpe neus de dood kunnen ruiken. In Milheeze klonken bij de Nachtegaal ’s avonds wel eens rare geluiden. Kaperekik, kapereik, gloria, en zo verder. Als mensen gingen kijken vonden ze niets maar kwamen altijd zonder pet thuis die de volgende dag in de hoogste boomtoppen werd teruggevonden. Ook in die buurt was in de oogsttijd de grootvader van lenemie aan het oogsten, maar de rogge zat vol katten die hij maar niet weggejaagd kreeg. Ondanks het gedrang sneed of verwondde hij er ook nooit een, hoewel hij het soms best probeerde. De beesten waren zo woest en vreemd van uiterlijk dat hij meermalen vol angst vroeg thuis was.  
  
 
'''Bronnen:'''
 
'''Bronnen:'''

Versie van 24 jan 2012 om 14:28

Spookdieren in Gemert-Bakel

Spookdieren zijn allerlei gewone dieren, honden, varkens, ezels, ook wel hazen en katten soms, die bezeten zijn door de geest van een zondaar. Allerlei onheilspellende tekens werden door deze spookdieren afgegeven. Zo zijn het krassen van een raaf, het krijsen van een uil, vooral als die op de nok of schoorsteen zat, het huilen van een hond, allemaal voortekens van een naderende dood. Alleen als het ’s nachts plaatsvind uiteraard. Het geluid van de roerdomp in het donker was het huilen van een spook. Deze dieren zijn onmogelijk te pakken en niet te raken met wapens. Spookdieren hebben vaak maar drie poten en één oog. Soms hebben ze ook geen kop, maar die zijn zeldzamer. Van honden wordt ook wel gezegd dat ze door hun scherpe neus de dood kunnen ruiken. In Milheeze klonken bij de Nachtegaal ’s avonds wel eens rare geluiden. Kaperekik, kapereik, gloria, en zo verder. Als mensen gingen kijken vonden ze niets maar kwamen altijd zonder pet thuis die de volgende dag in de hoogste boomtoppen werd teruggevonden. Ook in die buurt was in de oogsttijd de grootvader van lenemie aan het oogsten, maar de rogge zat vol katten die hij maar niet weggejaagd kreeg. Ondanks het gedrang sneed of verwondde hij er ook nooit een, hoewel hij het soms best probeerde. De beesten waren zo woest en vreemd van uiterlijk dat hij meermalen vol angst vroeg thuis was.

Bronnen:

Rooijakkers, G., Eer en schande: Volksgebruiken van het oude Brabant, 1995, SUN, Nijmegen

Sinninghe, J.R.W., Noordbrabants Sagenboek, 1964, Kruseman, ‘s-Gravenhage

Ter Laan, K., Van Goor’s folkloristisch woordenboek van Nederland en Vlaams-België, 1974, Van Goor, ‘s-Gravenhage

Van Emstede, E., Zo was Bakel en Bakel lacht, 1959, Uitgeverij M.J.A. v. Emstede-Kerckhoffs, Bakel