Gemert-Bakelse sagen: Heksen

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Heksen in Gemert-Bakel

In de Peel zaten er ontzettend veel heksen in de lucht, maar de meeste werden toch met alle vier de pootjes op de grond aangetroffen. In onze streek gaan de heksen namelijk vaak naar de heksenvergadering of sabbat en veranderen dan in zwarte katten die er een vrolijke bedoening van maken met gezang, drank en vooral dans. De kattendans is in de Peel hetzelfde als de heksenkring, die dorre kring van gras in een weiland die aangeeft dat er heksen geweest zijn. De duivel is soms aanwezig, in de vorm van een kater en leidt dan de festiviteiten. Degene die zo’n kattendans tegenkwam werd vaak uitgenodigd om deel te nemen aan de festiviteiten. Zo was daar ook van Matthijs van Milheeze. Hij kwam de kattendans tegen in een weiland achter de Hoberg. De muziek was zo mooi en aanstekelijk dat hij erbij sprong en met vele poezendames danste. Pas toen er een nieste en hij God zegene u zei was het spel uit. Iedereen vluchtte weg. Hij had nog een gouden beker in zijn hand en de volgende dag kwam een mooie rijke dame erom vragen, hij heeft dat zo snel mogelijk gedaan (van een heks mag je niets lenen tenslotte, dan kom je in hun macht) en er verder de rest van zijn dagen niets meer van gehoord. Ook in molens wemelt het vaak van de katten die het graan bederven of de molen saboteren. Was er dan een flinke knecht die wel de ’s nachts de wacht wilde houden en wist hij de kat of katten te verjagen, daarbij altijd wel een stukje (meestal een paar vingers) afsnijdend dan bleek daarna steevast dat de vrouw van de molenaar ziek op bed lag en een paar vingers miste. De molen van Bakel was er bijvoorbeeld de dupe van.

Gemert-Bakel. In de Peel zwierven heksen vaak rond in de vorm van katten, een heksenkring heet hier ook wel een kattendans.

Hoewel er zoveel heksen waren is er in de oude boeken geen vermelding gevonden van heksenprocessen in Gemert-Bakel. En dat ondanks dat de beroemdste heksenjager van de Peel uit Gemert komt. Gerard Fabri heeft in de tweede helft van de zestiende eeuw in totaal 15 heksen, vooral in Asten, op de pijnbank gelegd en gedood. Hij was zo voortvarend dat er zelfs geklaagd werd dat het wat al te bont werd. Het gerucht ging overigens wel dat de Heer van Asten van de gelegenheid gebruik maakte om verschillende rijke vrouwen als heks aan te wijzen omdat hij op hun bezittingen zat te azen. Want zo was het met heksen, als je eenmaal verdacht was dan was je zo goed als dood. Er waren verschillende tekenen om heksen aan te herkennen, zo hadden ze vergroeide wenkbrauwen of druipogen of platvoeten. Ze konden mensen niet recht in de ogen kijken of over een bezemsteel of kruis stappen. Verder was het vaak erfelijk, van moeder op dochter overgaand.

Nu moet niet gedacht worden dat het lieverdjes waren, die heksen. Zo konden ze schijnbaar miskramen van mens en dier veroorzaken, ziekten veroorzaken door handoplegging, en ook als er een krans van samengeklitte veren in een kussen van een zieke bleek te zitten dan was het duidelijk, een heks was de boosdoener. Was de krans een volledige ring dan was er geen hoop meer, anders kon de zieke nog herstellen. Ze konden hagel en onweer veroorzaken en schepen laten vergaan. Ze hadden uiteraard ook allerlei rare machten, door het kleinste gaatje kunnen kruipen, en vliegen op bezemstelen, spinnewielen, bokken en kalveren (nadat ze zich hadden ingesmeerd met heksenzalf) Heksen konden verder maken dat iemand zich niet meer kon bewegen en als dieren ’s ochtends in de stal helemaal uitgeput en met ingevlochten manen werden gevonden dan waren er ook heksen mee gemoeid. Hier in de Peel komen ook onschuldiger verhalen voor. Zo waren heksen vaak de oorzaak dat mensen verdwaalden in de Peel. Je kwam dan een vrouwtje tegen als je onderweg was naar huis (misschien een waarvan al bekend was dat ze wat ‘kon’) en als je die de weg vroeg kwam je terecht in gigantische weilanden met kniehoog klaver of eindeloze dichte bossen of stinkende moerassen waardoor je pas ’s ochtends vroeg thuiskwam. Vaak was degene nog zo laat buiten omdat hij was wezen ‘buurten’, een oud woord dat slaat op het gebruik dat ongetrouwde jongens de nacht bij het venster van een ongetrouwd meisje doorbracht (en als het beviel mocht hij binnenkomen). Ondanks de regels waaraan dat in theorie gebonden was (er was een hele cultuur omheen), waren er nogal wat ongeplande zwangerschappen. De kerk was er dan ook fel op tegen, en omdat de kerk ook aan heksen geloofde werden dit soort verhalen, met een moraal als het ware, ook wel door de kerk verspreid. Ook kwamen heksen vaak binnenvallen bij ‘spinninge’ een ander oud woord dat slaat op het gebruik in de winter van spinavonden van de vrouwen en meisjes waarop er dan jongens bij kwamen en er gedanst kon worden. Ook de ‘spinninge’ was niet geliefd bij de kerk en in de loop van de eeuwen hebben zij het gebruik minder populair gemaakt en uiteindelijk uitgeroeid.

We weten dat heksen al lang voorkomen in verhalen, waarschijnlijk teruggaand op niet Christelijke gebruiken. Dat gaat lang niet altijd op. Als het niet ergens opgeschreven staat kan een legende in een paar generaties uitsterven. Bij heksen zijn er vele eeuwen lang verslagen en verhalen opgeschreven in vele bronnen en zo weten we nog een hele hoop van hen. Zo waren er ook volksgebruiken om zich tegen hen te beschermen, een vlierstruik bij stal en schuur bijvoorbeeld, een hoefijzer boven de deur, een bundel van negen kruiden verzameld op sint jan, nooit antwoord geven op de vragen van een heks, nooit iets lenen, de naam van God, de lijst gaat door. De gebruiken verschillen per eeuw, zo hebben we nu vooral heksen met carnaval.

Bronnen:

Pennings, M.H.J., Gemerts Heem, 1970, Heemkundekring De Kommanderij, Gemert

Rooijakkers, G., Eer en schande: Volksgebruiken van het oude Brabant, 1995, SUN, Nijmegen

Ter Laan, K., Van Goor’s folkloristisch woordenboek van Nederland en Vlaams-België, 1974, Van Goor, ‘s-Gravenhage

Van Emstede, E., Zo was Bakel en Bakel lacht, 1959, Uitgeverij M.J.A. v. Emstede-Kerckhoffs, Bakel