D’n Beyerd Het St. – Jorisgasthuis (Gasthuisstraat 25), Oirschot

Uit Erfgoedwiki
Versie door Rberkvens (Overleg | bijdragen) op 30 dec 2014 om 17:31

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

D’n Beyerd / Het St. – Jorisgasthuis (Gasthuisstraat 25), Oirschot

Gasthuisstraat 25, 27, 27a dubbele woning (Het Cleijn Huijsken of De Beyerd) Bouwjaar: 17e eeuw of ouder

Het pand is voor 1494 gesticht als pelgrimsverblijf van het Sint Joris Gasthuis en werd in 1977 ingrijpend gerestaureerd. Van de stichting van het Sint-Joris-gasthuis is geen enkel document bewaard gebleven. Het Sint-Joris-gasthuis zal door Rogier van Leefdaal door hem in 1333 bij testament gesticht zijn. Dergelijke stichtingen werden dikwijls bij testament gemaakt, zoals in Oirschot het Amelryck-Boot-gasthuis en het Jan-Daems-gasthuis. In de tijd van de stichting genoot het houden van bedevaarten een grote populariteit onder de christenen van West-Europa. Een bedevaart was echter voor de gewone man, die de verre reis te voet maakte, een hele onderneming. Vandaar dat in deze tijd, vooral langs de doorgaande verbindingswegen, huizen werden opgericht om deze pelgrims gratis onderdak en een behoorlijke maaltijd te bieden, zodat zij hun volgende dagmars uitgerust en gesterkt konden aanvangen. Daarom was bij deze gasthuizen dikwijls een kapel, waar 's morgens vroeg de mis kon worden bijgewoond, voor de tocht weer verder ging. Dat het herbergen van pelgrims ook het doel was van het Oirschotse Sint-Joris-gasthuis, blijkt uit het eerste artikel van het reglement voor de "gasthuys-wert' (de waard van het gasthuis) van 1494. Daar wordt gezegd dat het verblijf in beginsel voor één nacht was en dat de reizigers een verklaring moesten hebben van de pastoor of van de burgerlijke overheid, dat zij op pelgrimstocht waren of om een andere dringende reden op reis moesten.

De Oirschotse historicus J. Lijten beschreef de geschiedenis van het Sint-Jorisgasthuis en de Beyerd in het tijdschrift Campinia. Het pand dat tegenwoordig wordt aangeduid met de naam de Beyerd, had de functie van een beyerd, dat wil zeggen een gezamenlijke eet- en verblijfszaal voor de gasten die, zoals Lijten vermoedde, konden slapen op de opkamer en op de zolderverdieping. In de loop van de zestiende eeuw, tijdens de opkomst van de Reformatie en uiteraard mede onder invloed van de oorlogen in die tijd, raakten de bedevaarten steeds meer in onbruik, en daarmee verloor de Beyerd zijn oorspronkelijke functie. In de achttiende eeuw was het gasthuis in gebruik als "een fraaie heerehuising", de Beyerd als paardenstal en wagenhuis en de kapel als opslag voor brandhout. Vanaf de inval van de Fransen in 1795 probeerde het gemeentebestuur het complex weer de oorspronkelijke bestemming van gasthuis terug te doen geven, wat in de loop van de negentiende eeuw gelukt is. Uit de hierboven aangehaalde geschiedenis zoals Lijten die beschrijft, mogen we afleiden dat het Sint-Jorisgasthuis, en als onderdeel daarvan de Beyerd, hun bloeiperiode hebben gekend tussen het midden van de veertiende eeuwen het midden van de zestiende eeuw.

In 1848 kreeg het gasthuis de functie van bejaardenhuis nadat drie Oirschotse zusters de verzorging van "zieken en oude vrouwen" in het Sint-joris-gasthuis op zich hadden genomen. In deze tijd werd de restauratie van de oude kapel ter hand genomen, die in 1856 in gebruik kon worden genomen en in 1858 werd ingezegend.

Volgens een deskundige op het gebied van bouwhistorie is de Beyerd een gaaf monument, dat na een zorgvuldige restauratie en door het multifunctionele karakter van de eenvoudige indeling weer uitstekend als woonhuis kon gaan functioneren. Het pretentieloze karakter van dit gebouw, dat toch een belangrijke bestemming had, gaat gepaard met een hoge ambachtelijke kwaliteit, zeker voor wat het metselwerk betreft. In combinatie met een evenwichtige architectonische opbouw past het uitstekend in het straatbeeld van Oirschot en levert het een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van Oirschot. Bijna was het pand verdwenen zodat Strijbos er op wijst dat we er steeds op bedacht moeten zijn dat een uiterlijk, dat naar eigen smaak niets bijzonders te zien geeft, belangrijke zaken kan bedekken. De geschiedenis van het Sint-Jorisgasthuis, zoals die is beschreven door Lijten, zou doen verwachten dat de Beyerd uit het laatste kwart van de vijftiende eeuw zou dateren. Toen immers was er behoefte aan een pelgrimshuis, terwijl in latere jaren het gehalte van de pelgrims en de verwatering van de bedevaarten het bezit van een dergelijke voorziening tot een twijfelachtig voorrecht maakten. Alles op een rijtje zettend concludeert Strijbos dat de Beyerd misschien is gebouwd aan het einde van de vijftiende eeuw, maar een bouwtijd die ongeveer vijftig jaar later plaats heeft, kon hij niet met zekerheid uitsluiten.

Volgens bouwhistoricus H. Strijbos gaan achter veel 19e eeuwse gevels, 16e en 17e eeuwse woonhuizen schuil die nooit systematisch onderzocht zijn. De meeste woonhuizen in het beschermde gezicht zijn langsgericht, met de noklijn evenwijdig aan de straat. Ze tellen veelal één bouwlaag. Enkele panden hebben een verhoogde borstwering en dientengevolge anderhalve bouwlaag. Het betreft het sterk gerestaureerde Gasthuisstraat 25-27 uit de zeventiende eeuw of ouder.

Volgens een recent overzichtswerk dateert De Beyerd (Gasthuisstraat 25) in zijn huidige vorm uit de 17e eeuw.