Carmel St. Jozef (Carmelitessenklooster Blijendaal) (Nieuwstraat 28) Oirschot

Uit Erfgoedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Carmel St. Jozef (Carmelitessenklooster Blijendaal) (Nieuwstraat 28) Oirschot

Kloostercomplex Zusters Karmelitessen (Blijendaal) uit de 16e eeuw Rijksmonumentnr. 519159 Rijksmonument nr. 31309 (wonhuis) Rijksmonumentnr. 519161 (kloostervleugels)

Klooster Nieuwstraat.jpg

Afbeelding: Brabant Collectie, Universiteit van Tilburg

Het kloostercomplex bestaat uit de volgende onderdelen:


Woonhuis

Als gevolg van Koninklijk Besluit van 9 augustus 1972 nummer 39 betreft bescherming het tot het Carmelitessenklooster Blijendaal behorende, vermoedelijk in oorsprong uit de 17e eeuw daterende huis, bestaande uit een oost-westvleugel, afgedekt door een zadeldak en aan de voorzijde voorzien van een topgevel met vlechtingen, waarin ramen met kleine roedenverdeling, voorts een met een zadeldak afgedekte zuidvleugel, voor zover gelegen tussen de Nieuwstraat en de oostzijde van een binnenplaats en een met een klein zadeldak met schild afgedekte noordvleugel, welke eveneens is gelegen tussen de Nieuwstraat en een binnenplaats.

kloostervleugels

Het karmelietessenklooster Blijendaal (Nieuwstraat 28) is een gebouwencomplex waarvan het oudste gedeelte bestaat uit een eenvoudig 17e eeuws woonhuis met aan weerszijden twee lage vleugels. Van 1644 tot 1663 huisde hier de orde der karmelietessen. In 1931 kwam het klooster weer als zodanig in gebruik en werd uitgebreid met nieuwe vleugels en een kapel naar plannen van H.W. Valk. Maria Margaretha van Valckenisse stichtte in 1644 onder bescherming van stadhouder Frederik Hendrik een carmelitessenklooster in Oirschot. Zij stierf in 1658, na tijdens haar leven al een reputatie van heiligheid te hebben genoten. In de maanden na de dood van Maria Margaretha, en opnieuw in de jaren 1662-1663, werd haar opgebaarde lichaam door vele pelgrims bezocht. Bij het lichaam zouden talloze wonderen zijn geschied. De carmelitessen die zich in 1931 in Oirschot vestigden, hebben rondom relieken van de Heilige Non een cultus opgezet die nog steeds bedevaartgangers trekt.

De Carmel werd in 1644 gevestigd in het woonhuis van een notabele inwoner van Oirschot. Het huis, 'Blijendaal' genaamd, is gelegen aan de huidige Nieuwstraat, een zijstraat van de Oirschotse Markt. Het onderging tussen 1644 en 1663 enkele verbouwingen ten behoeve van de communiteit en er werd een kapel bijgebouwd. Deze kapel had geen ramen aan de straatkant om te voorkomen dat gereformeerden aanstoot konden nemen aan de carmelvieringen. Nadat de kloostergemeenschap het gebouw in 1663 had verlaten, werd het gekocht door de chirurgijn Arnoldus Fey en kreeg daarmee zijn wereldlijke functie terug. Toen het pand in 1930 werd gekocht ten behoeve van een nieuwe Carmelvestiging, was het opgesplitst in drie woningen. In de jaren 1930-1931 werd het pand verbouwd tot het klooster van de Carmel St. Jozef. Het gedeelte van het gebouw dat tot 1663 als kapel had dienst gedaan, kreeg deze functie terug. Daarnaast werd er een vleugel aangebouwd. In 1951 is het klooster vergroot met een tweede vleugel. Sinds 1991 is in een deel van het complex een verpleegtehuis voor carmelitessen gevestigd.

Het cultusobject is Maria Margaretha der Engelen (van Valckenisse) en de Heilige Non van Oirschot (reliek). Maria Margaretha van Valckenisse werd op 26 mei 1605 te Antwerpen geboren. Maria Margaretha trad in 1624 toe tot de Antwerpse Carmel en nam de naam Maria Margaretha der Engelen aan. Al spoedig verwierf zij daar, mede dankzij haar extreme verstervingpraktijken, een reputatie van heiligheid. Spoedig na haar intrede zou zij God hebben gevraagd om haar lichaam na haar dood te laten oplossen in olie waarmee de godslamp voor het tabernakel brandend zou kunnen worden gehouden. Aan dit verzoek leek na haar dood te worden voldaan. In 1644 stichtte Maria Margaretha een Carmel in Oirschot, waar zij in 1658 zou overlijden. Maria Margaretha werd al bij haar leven als een heilige vereerd. Na haar dood richtte de verering zich op het lichaam van de Heilige Non en de voorwerpen die door haar, of aan haar dode lichaam, waren aangeraakt. De voornaamste relieken waren de flesjes en doeken gevuld met de olie die het in de kloosterkapel opgebaarde lichaam na twee maanden begon af te scheiden. Deze olie zou een geneeskrachtige werking hebben. Er werden meer dan 100 flesjes van 200 mcc gevuld. Ook bloed en ander lichaamsvocht ving men op. Toen de huid bijna drie maanden na haar dood begon los te laten, werden de schilfers verzameld. Na onderzoek bleek het lichaam niet goed geprepareerd en werd besloten om de moeder overste te begraven. Daarna vonden er geen genezingen meer plaats.

De korte maar bewogen geschiedenis van de eerste Oirschotse Carmel begon in 1635. Deze periode in de geschiedenis leende zich daar echter niet voor. Na de verovering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik werd ook de Meierij door de Nederlandse Republiek bezet gehouden. In opdracht van de Staten-Generaal werd met de protestantisering begonnen. De nieuwe machthebbers waren het katholicisme niet gunstig gezind en het was dus zeer onwaarschijnlijk dat zij een nieuwe kloostervestiging zouden tolereren.

Diverse Europese staatshoofden schijnen zich echter met de zaak bemoeid te hebben, zoals de Franse koningin Maria de Médicis die voor de zaak pleitte. Deze had zich na haar verbanning uit Frankrijk in 1631 in Keulen gevestigd en onderhield innige banden met de Carmel aldaar. Maria de Médicis wendde zich tot Frederik Hendrik, het petekind van haar overleden man, koning Hendrik IV, die haar beloofde dat hij de vestiging van een Carmel te Oirschot zou ondersteunen. Begin 1642 reisde de Oirschotse Lintermans naar Den Haag af met een verzoekschrift van Maria de Médicis voor Frederik Hendrik. Deze directe benadering leidde tot succes. Nu Frederik Hendrik zich formeel achter het plan had opgesteld, volgden de machtigingen van de provinciaal en generaal van de orde. In 1646 verkreeg de nieuwe communiteit een officiële, door Frederik Hendrik ondertekende stichtingsakte mede dankzij de bemiddeling van koningin Henriëtte van Engeland, de dochter van de inmiddels overleden Maria de Médicis en de schoonmoeder van Frederik Hendriks zoon Willem. Dezelfde Henriëtte verkreeg in 1648 van schoonzoon Willem II een bevestiging van deze akte. Een dergelijke bevestiging was nodig geworden omdat Frederik Hendrik in 1647 was overleden en omdat in februari 1648 de vredesonderhandelingen van de Republiek met Spanje te Münster tot de definitieve inlijving van Staats-Brabant hadden geleid, zonder dat daarbij een bepaling over godsdienstvrijheid voor de katholieke inwoners was opgenomen.


Registeromschrijving

Het aan de westelijke zijde van de Nieuwstraat gelegen R.K. Kloostercomplex van de zusters Carmelitessen bestaat uit drie vleugels, waarvan de zuidelijke (architect H.W. Valk, 1931) binnen de bescherming valt. Na de Tweede Wereldoorlog is het uiterst sobere gebouw enigszins gewijzigd, onder meer doordat de nieuwbouw van 1951-'54 en 1980 op de vleugel moest aansluiten. De vleugel, die onder meer de apart beschreven kapel bevat, ligt aan de zuidelijke zijde van de binnenplaats en grenst aan de zestiende-eeuwse gebouwen. Het gebouw is tweelaags, heeft een rechthoekige plattegrond en wordt gedekt door een zadeldak met oud Hollandse pannen. Op de begane grond heeft het gebouw aan beide zijden een reeks openslaande zestienruits vensters. Op de etage zijn aan de noordzijde achtruits vensters, aan de zuidzijde achttienruits vensters toegepast. Tegen de dakschilden staan dakkapellen met een zeer steil zadeldak, belegd met daktegels. De vleugel heef rechtgesloten eindgevels, voorzien van een nokruiter. Aan de zijde van de binnenplaats heeft het gebouw een thans beglaasde kloostergang met terrazzovloer. De latere vleugels hebben een afwijkend motief in de vloer. De voormalige buitenmuur aan de westelijke zijde is thans gewit, maar verder intact. Op de verdieping waren zeven zustercellen ondergebracht. Onder de kap een grote zolder.

De kloostervleugel is van algemeen belang. Het gebouw heeft cultuurhistorische waarde als voorbeeld van een geestelijke ontwikkeling, namelijk de herstichting van oudere orden in de negentiende en twintigste eeuw en is tevens van belang als voorbeeld voor de typologische ontwikkeling van het contemplatieve klooster voor bedelorden in het Interbellum. Het is architectuurhistorisch van belang vanwege de uiterst eenvoudige, het ideaal van de armoede uitdragende stijl en is tevens van belang in het werk van de architect Valk. Het heeft ensemblewaarden vanwege de samenhang van klooster en kapel. Het is tevens van belang in samenhang met de gaafheid van de omgeving.


Bedevaart

Aan dit klooster is de volgende bedevaart gekoppeld: Cultusobject: Maria Margaretha der Engelen (van Valckenisse), de Heilige Non van Oirschot Datum: Geen specifieke datum Periode: 1658 - 1663 / 1931 - heden Locatie: Carmel St. Jozef (carmelitessenklooster Blijendaal) Adres: Nieuwstraat 28, 5688 BE Oirschot Gemeente: Oirschot Provincie: Noord-Brabant Bisdom: 's-Hertogenbosch Samenvatting: Maria Margaretha van Valckenisse stichtte in 1644 onder bescherming van stadhouder Frederik Hendrik een carmelitessenklooster in Oirschot. Zij stierf in 1658, na tijdens haar leven al een reputatie van heiligheid te hebben genoten. In de maanden na de dood van Maria Margaretha, en opnieuw in de jaren 1662-1663, werd haar opgebaarde, onvergankelijke lichaam door vele pelgrims bezocht. Bij het lichaam zouden talloze wonderen zijn geschied. Genezingswonderen vonden tevens plaats na een behandeling met de olie die uit het lichaam was gedropen. De carmelitessen die zich in 1931 in Oirschot vestigden, hebben rondom relieken van de Heilige Non een cultus opgezet die anno 1998 nog altijd enkele bedevaartgangers trekt.